Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 12 december 2017
ECLI:NL:RBROT:2017:9797
werknemer/kerkgenootschap
Feiten
Werkneemster is op 15 april 1987 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) het kerkgenootschap in de functie van kosteres. De loondoorbetalingsverplichting bij ziekte is op 23 mei 2017 geëindigd, omdat werkneemster op dat moment twee jaar ziek was. Het kerkgenootschap heeft op 16 juni 2017 de arbeidsovereenkomst schriftelijk opgezegd. Werkneemster heeft verzocht het kerkgenootschap te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding. Aan haar verzoek legt werkneemster ten grondslag dat het kerkgenootschap niet is aan te merken als een kleine werkgever, omdat zij onderdeel is van de Protestantse Kerk Nederland (hierna: PKN). Zij behoort daarmee tot een groep.
Oordeel
Op grond van artikel 2:24b BW en artikel 1 onderdeel e van de Ontslagregeling is als groep aan te merken een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Volgens dit artikel en de wetsgeschiedenis behorende bij dit artikel moet in dit verband sprake zijn van een centrale leiding over de organisatorisch met elkaar verbonden vennootschappen. Werkneemster heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een dergelijke centrale leiding. De arbeidsvoorwaarden worden weliswaar vastgesteld voor alle protestantse kerken in Nederland en het kerkgenootschap heeft voor bepaalde rechtshandelingen toestemming nodig van het regionaal college voor de behandeling van beheerszaken, maar dat is onvoldoende om aan te nemen dat PKN de centrale leiding heeft over de bij haar aangesloten kerken. Het kerkgenootschap heeft immers aangevoerd dat zij haar eigen financiële zaken regelt en voor de financiering afhankelijk is van giften van haar leden. Rechtshandelingen worden volgens het kerkgenootschap door de gemeente zelf aangegaan. Alleen bij zeer ingrijpende rechtshandelingen of voor handelingen met risico op belangenverstrengeling is toestemming nodig van een regionaal orgaan. Daarnaast worden leden van vertegenwoordigende organen van het kerkgenootschap ook niet benoemd of ontslagen door de PKN, maar door de leden van het kerkgenootschap zelf. Gelet op deze toelichting van het kerkgenootschap is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat het kerkgenootschap onder de centrale leiding staat van PKN en dat er sprake zou zijn van een economische eenheid. Dit betekent PKN en het kerkgenootschap niet als groep zijn aan te merken. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de uitzondering van artikel 7:673a lid 2 BW op het kerkgenootschap van toepassing is. Dit betekent dat het kerkgenootschap niet een transitievergoeding van € 48.859 bruto verschuldigd is aan werkneemster, maar van € 37.573 bruto.