Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Amsterdam, 10 augustus 2017
werknemer/werkgever
Feiten
Werknemer is van 1 oktober 1988 tot 1 juni 2015 in dienst geweest van werkgever, laatstelijk in de functie van accountmanager. Artikel 9 van de arbeidsovereenkomst bevat onder meer een verbod op nevenwerkzaamheden behoudens toestemming van werkgever. Werknemer heeft zich vanaf 2007 veelvuldig ziek gemeld, voor het laatst op 13 april 2010. Sindsdien is hij arbeidsongeschikt gebleven. Met gebruikmaking van toestemming van het UWV heeft werkgever de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2015 opgezegd. Werknemer vordert voor recht te verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk is en dat werkgever in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap, althans de redelijkheid en billijkheid. Werkgever verweert zich.
Oordeel
Werknemer heeft niet aangetoond dat sprake is geweest van een structureel te hoge werkdruk. Werknemer erkent dat hij beschikte over een ergonomisch verantwoorde werkplek. Hij betwist niet dat werkgever zich steeds aan de aanwijzingen van de bedrijfsarts heeft gehouden en dat hij geen second opinion van het oordeel van de bedrijfsarts heeft gevraagd. De RSI-klachten hebben niet geleid tot de ziekmelding van 13 april 2010. Bij die laatste ziekmelding ging het om psychische klachten. Werknemer heeft niet aannemelijk gemaakt dat die klachten werkgerelateerd waren in die zin dat werkgever ter zake enig verwijt treft. De tegemoetkoming van werkgever wat betreft de invulling van de functie en de werkzaamheden als vermeld heeft werknemer niet (voldoende) betwist. De kantonrechter is van oordeel dat werkgever aldus voldoende inhoud heeft gegeven aan haar verplichtingen als goed werkgever. De arbeidsdeskundige heeft op 22 februari 2012 geconcludeerd dat werkgever voldoende re-integratie-inspanningen had verricht. De kantonrechter komt tot dezelfde conclusie. Wat de gevolgen van het ontslag betreft, is de kantonrechter van oordeel dat werkgever met de WIA-Excedentverzekering en de pensioenopbouwverzekering voldoende heeft gedaan om de financiële consequenties van het ontslag voor werknemer te compenseren. Het enkele feit dat aan werknemer geen ontslagvergoeding is toegekend, maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat naar het oordeel van de kantonrechter alle omstandigheden in aanmerking genomen geen sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag.