Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 18 januari 2018
ECLI:NL:RBDHA:2018:452
De Gouwe Interhold B.V./Altermij-De Gouwe B.V. en Ys Holding B.V.
Feiten DGI was enig aandeelhouder en bestuurder van ADG. Op 15 februari 2007 is een managementovereenkomst gesloten tussen ADG (opdrachtgever) en DGI (opdrachtnemer). DGI stelt eiser sub 2 ter beschikking van ADG teneinde het voeren van het bestuur. In de overeenkomst is onder meer opgenomen dat de overeenkomst eindigt bij ziekte van eiser sub 2, indien en zodra deze langer duurt dan zes maanden. In april 2010 heeft DGI 50% van de aandelen in ADG geleverd aan AT. Medio 2012 is eiser sub 2 ernstig ziek geworden. Bij e-mailbericht van 18 september 2012 is onder andere aan eiser sub 2 medegedeeld dat in de BAVA van 3 september 2012 is bepaald dat de directievoering van ADG wordt overgenomen door AT en dat DGI eervol ontslag wordt verleend. Indien eiser sub 2 weer volledig in staat is om de directie te voeren zal de directievoering weer worden overgenomen door DGI. In 2013 heeft ADG B in dienst genomen als directeur. Na zijn terugkeer begin 2014 heeft eiser sub 2 geen bestuurstaken uitgeoefend, maar heeft hij zich beziggehouden met commerciële werkzaamheden. In het najaar van 2015 is AT opgehouden te bestaan. In verband hiermee zijn de aandelen die zij in ADG hield overgedragen aan YSH. YSH heeft AT ook opgevolgd als statutair bestuurder van ADG. In de loop van 2017 is duidelijk geworden dat DGI en YSH van mening verschillen over de koers en het te voeren beleid van ADG. Tijdens een bespreking op 21 november 2017 heeft eiser sub 2 aangegeven dat hij zijn functie als indirect bestuurder van ADG terugeist. Bij brief van 23 november 2017 heeft ADG aan eiser sub 2 bericht dat zij de managementovereenkomst tegen 1 januari 2018 opzegt. Eisers (DGI en eiser sub 2) vorderen onder meer om onmiddellijk toegelaten te worden tot hun werkzaamheden ten behoeve van ADG, alsmede ook ná 1 januari 2018 betaling van de maandelijkse managementfee en gedaagden te verbieden om de managementovereenkomst op te zeggen.
Oordeel
Statutair bestuurder
Ingevolge artikel 11 lid 2 van de statuten van ADG is enkel de vergadering van aandeelhouders bevoegd tot de benoeming en het ontslag van een statutair directeur. De enkele mededeling van DGI dat eiser sub 2 volledig is hersteld van zijn ziekte heeft dan ook niet tot gevolg dat DGI onmiddellijk terugkeert als statutair bestuurder van ADG. Voor zover eisers beogen te bewerkstelligen dat YSH op grond van de in 2012 gemaakte afspraken wordt gedwongen vóór te stemmen op een vergadering van aandeelhouders ter zake van een besluit tot benoeming van DGI als statutair bestuurder van ADG en het ontslag van YSH als zodanig, is het volgende van belang. Duidelijk is geworden dat het herstel van eiser sub 2 (veel) langer heeft geduurd dan verwacht en dat hij vanaf medio 2012 geen bestuurstaken meer heeft uitgeoefend. Daar komt bij dat in de tussentijd de wijze waarop ADG wordt bestuurd grondig is gewijzigd met de aanstelling van B als directeur en de vorming van een management- c.q. directieteam. Hiertegen heeft eiser sub 2 op zichzelf nooit bezwaar gemaakt. In ieder geval is gesteld noch gebleken dat eiser sub 2 zijn terugkeer op 21 november 2017 verlangde omdat hij toen (pas) weer volledig was hersteld van zijn ziekte. In het beperkte bestek van dit kort geding kan niet worden uitgesloten dat de bodemrechter op grond van het voorgaande tot het oordeel komt dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de in 2012 gemaakte afspraken nog moeten worden nagekomen, aangezien het belang van ADG zich daartegen verzet. Gelet hierop zal YSH daartoe dan ook niet worden veroordeeld in deze procedure.
Managementovereenkomst Niet kan worden aangenomen dat de overeenkomst van rechtswege eindigde nadat eiser sub 2 langer dan zes maanden ziek was. Voor zover ADG daarop een beroep had willen doen brengen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid mee dat ADG DGI c.q. eiser sub 2 daarover had geïnformeerd. Gesteld noch gebleken is, dat dit is gebeurd. Op grond van artikel 6 lid 2 van de managementovereenkomst zijn DGI en ADG te allen tijde gerechtigd de overeenkomst tussentijds op te zeggen tegen het einde van een kalendermaand, mits een opzegtermijn van zes maanden in acht wordt genomen. Dit betekent dat ADG de managementovereenkomst op 23 november 2017 eerst tegen 1 juni 2018 had mogen opzeggen. Mede in verband met de omstandigheid dat DGI en ADG zijn overeengekomen dat de overeenkomst te allen tijde (eenzijdig) kan worden opgezegd is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de opzegging tegen 1 januari 2018 converteert in een opzegging tegen 1 juni 2018. Van ADG behoeft dus niet te worden verwacht dat zij de overeenkomst nogmaals opzegt, met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn. Het vorenstaande betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat de managementovereenkomst eindigt op 31 mei 2018. Tot en met die datum is ADG dan ook aan DGI de laatstelijk overeengekomen managementfee van € 5.000 per maand verschuldigd.