Rechtspraak
X/Y
Feiten
Vanaf de zomer 2015 heeft X enige tijd in een camper op het terrein van Y verbleven. Deze laatste heeft daar een boerderij met bijgebouwen. Op 16 januari 2016 heeft X ernstig letsel opgelopen, doordat een zware balk en deel van het dak van een gebouw van Y op hem viel. Op 10 november 2017 heeft X een loonvordering ingesteld. De vordering is afgewezen, omdat de kantonrechter onvoldoende aannemelijk heeft geacht dat sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen X en Y. In dit verband oordeelde de kantonrechter dat niet kon worden bewezen dat X werkzaamheden verrichtte voor Y en hiervoor loon ontving. Daarnaast bleek naar het oordeel van de kantonrechter evenmin sprake te zijn van een tussen partijen bestaande gezagsverhouding. X heeft thans een kortgedingprocedure aangespannen en vordert vergoeding van immateriƫle schade.
Oordeel
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Direct nadat de kantonrechter zijn loonvordering in kort geding had afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestond, heeft X dit kort geding aangespannen, waarin hij vergoeding van immateriƫle schade vordert. Onduidelijk is wat de grondslag van deze vordering is. In de tweede plaats stelt X dat Y schadeplichtig is uit hoofde van zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 BW. De kantonrechter oordeelt dat voor een dergelijk beroep vereist is dat sprake is van een tussen partijen bestaande arbeidsverhouding. Nu X over de vermeende arbeidsovereenkomst niet meer heeft gesteld dan bij de kantonrechter, oordeelt de voorzieningenrechter dat het bestaan van een arbeidsovereenkomst niet kan worden aangenomen. De vordering wordt derhalve afgewezen.