Rechtspraak
X/UwvRechtbank Den Haag, 28 november 2017
X/Uwv
Feiten
De heer X was in de periode van 1 mei 2009 tot 31 januari 2011 in dienst van Centurion Vastgoed B.V. (‘Centurion’). Van 1 februari 2011 tot 31 oktober 2011 was hij DGA van dat bedrijf en niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Op 8 februari 2013 is hij met terugwerkende kracht per 1 november 2011 opnieuw in dienst getreden van Centurion. Op 31 juli 2014 is Centurion failliet gegaan. Aan de heer X is over de periode van 1 juni 2014 tot en met 12 september 2014 een uitkering wegens betalingsonmacht toegekend. Over de periode van 15 september 2014 tot en met 14 december 2014 ontving hij een WW-uitkering en van 15 december 2014 tot en met 7 februari 2016 een ZW-uitkering. Het UWV heeft de toekenning van voornoemde uitkeringen ingetrokken en de uitgekeerde bedragen teruggevorderd. De heer X heeft hiertegen bezwaar ingediend, hetgeen ongegrond is verklaard. De heer X heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De bestreden besluiten berusten op het standpunt dat de heer X niet kan worden aangemerkt als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen, omdat hij wegens het ontbreken van een gezagsverhouding niet in een privaatrechtelijke dienstbetrekking heeft gestaan tot Centurion.
Oordeel
De rechtbank volgt de heer X niet in zijn betoog dat het UWV geen eigen onderzoek heeft verricht en de bestreden besluiten heeft gebaseerd op het onderzoeksrapport van de FIOD. Dit onderzoek is met de vereiste strafrechtelijke waarborgen omkleed. Het UWV heeft dan ook mogen uitgaan van de resultaten van het onderzoek. Wat betreft de vraag of de heer X in een privaatrechtelijke dienstbetrekking heeft gestaan tot een werkgever het volgende. De heer X betwist slechts het ontbreken van een gezagsverhouding. De heer X verwijst naar een uitspraak waaruit volgt dat in geval van een statutair bestuurder van een bv het bestaan van een materiële gezagsverhouding niet relevant is. Deze rechtspraak is in dit geval echter niet van toepassing. De heer X was formeel geen statutair bestuurder van Centurion. Dit brengt met zich mee dat het UWV terecht aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden heeft beoordeeld of tussen de heer X en Centurion sprake was van een materiële gezagsverhouding en daarmee een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Daarbij heeft het UWV de onderlinge verwevenheid van de verschillende tot de Centuriongroep behorende vennootschappen en stichtingen en de mate van zeggenschap van de heer X betrokken. In dat verband is van belang dat de heer X zelfstandig bevoegd bestuurder is geweest van Stichting Derdengelden Centurion. De heer X beheerde de bankrekeningen waarop nagenoeg alle inleggelden binnenkwamen. Doordat hij degene was die de overboekingen vanaf die bankrekeningen accordeerde, moet hij worden gezien als een onmisbare schakel binnen het samenwerkingsverband. Voorts heeft het UWV terecht in de beoordeling betrokken dat uit de door de formele bestuurders van Centurion afgelegde verklaringen en de feitelijke bedrijfsvoering volgt dat tussen de heer X en Centurion geen sprake was van een gezagsverhouding. Verder heeft het UWV terecht van belang geacht dat werknemer heeft ingestemd met een salarisverlaging en dat sprake was van een wisselende overwerkvergoeding, waarbij de gewerkte overuren niet werden bijgehouden. Bovendien genoot de heer X een vergelijke vergoeding als die van de formele bestuurders en is gebleken van een gedeeltelijke verrekening van het salaris van de heer X met een rekening-courant, wat voor een werknemer niet gangbaar is. Ten slotte heeft het UWV terecht van belang geacht de wijze waarop de heer X zich zowel binnen Centurion als naar derden toe heeft gepresenteerd. Op grond van al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Dit betekent dat de heer X niet kan worden aangemerkt als werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen, zodat het UWV terecht is overgegaan tot intrekking van de uitkeringen.