Naar boven ↑

Rechtspraak

X en ouders/werkgeefster
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 13 december 2017
ECLI:NL:RBAMS:2017:9785

X en ouders/werkgeefster

Werkgeefster is aansprakelijk voor medewerksters die niet hebben voorkomen dat een kind tijdens dagopvang een ernstig ongeval overkwam.

Feiten

Tussen de ouders van X en werkgeefster bestaat een overeenkomst op grond waarvan werkgeefster dagopvang verzorgt voor X. Op 19 februari 2010 vindt een ongeval plaats waarbij X letsel oploopt. Tijdens een eetmoment zit X aan het uiteinde van een aan de tafel gemonteerde zitbank. Die zitbank staat met dat uiteinde naast de verwarming, welke is voorzien van een houten ombouw. X is onrustig en wiebelt de hele tijd op de bank. Zij wordt meermaals door de dienstdoende begeleiders gewaarschuwd, waarbij haar wordt gezegd te stoppen met wiebelen om vallen te voorkomen. Desalniettemin stopt X niet en valt zij vervolgens met een klap met haar hoofd tegen de houten ombouw van de verwarming. De ouders vorderen schadevergoeding en toelating tot de schadestaatprocedure. Werkgeefster heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

Oordeel

Partijen strijden over de vraag of door medewerksters van werkgeefster op 19 februari 2010 een zorgplicht is geschonden. De rechtbank gaat voor de beantwoording van die vraag primair uit van de Kelderluik-criteria. Bij een kind van de leeftijd van X is in hoge mate waarschijnlijk dat het niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht zal nemen. Of de zitbank klein van formaat was en daarmee relatief laag bij de grond stond, is voor de beoordeling niet doorslaggevend. Ook hoeft niet nader te worden onderzocht of X gelet op haar leeftijd zelfstandig op een bankje behoorde te kunnen zitten. Het verwijt van de ouders komt er immers niet op neer dat er in algemene zin meer risico is genomen dan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord was. In deze zaak gaat het er in de kern om of de bijzondere verplichtingen tot zorg en oplettendheid, zoals deze voortvloeiden uit de speciale relatie met X, vergden dat de medewerksters van werkgeefster adequaat optraden om een door hen waargenomen gevaarssituatie op te heffen. In dat kader is van belang dat X voorafgaand aan het ongeval onrustig was en de hele tijd zat te wiebelen op de bank, in welk verband zij meermaals is gewaarschuwd. Nu door de medewerksters geen veiligheidsvoorzieningen waren genomen, heeft dat als gevolg gehad dat er in deze (concrete) situatie een zeer grote kans was op een ongeval. Dat sprake was van een gevaarlijke situatie was kenbaar voor de medewerksters, nu zij X meermaals hebben gewaarschuwd. Verder is van belang dat een val ernstig letsel tot gevolg zou kunnen hebben, omdat de zitbank naast een verwarming stond die was voorzien van een houten ombouw. Ook los daarvan kon een val ernstige gevolgen hebben. Mede gelet op de jonge leeftijd van X kon onder deze omstandigheden door de medewerksters niet worden volstaan met het (herhaald) waarschuwen van X. Er hadden aanvullende veiligheidsmaatregelen dienen te worden getroffen om de waargenomen gevaarssituatie op te heffen. De medewerksters hadden bijvoorbeeld een tuigje kunnen gebruiken of X van de bank kunnen halen. Het nemen van dergelijke veiligheidsmaatregelen was niet bezwaarlijk en woog niet op tegen het (zwaarder wegende) belang van X om te worden behoed voor een ongeval. Werkgeefster is voor de medewerksters op grond van artikel 6:76 aansprakelijk jegens de ouders op grond van een onrechtmatige daad jegens X. De verwijzing naar de schadestaatprocedure is daarom toewijsbaar.