Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/P. van der Velden Bedrijfswagens B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 16 februari 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:1079

werknemer/P. van der Velden Bedrijfswagens B.V.

Tussenvonnis. Vordering van werknemer tot vergoeding van geleden schade wordt – ondanks finale kwijtingsbeding – ontvangen. Vanwege tegenstrijdige (getuigen)verklaringen is betrokkenheid van werknemer bij bedrijfsongeval niet komen vast te staan.

Feiten

Werknemer is op 7 juli 2008 bij P. van der Velden Bedrijfswagens B.V. (hierna: Van der Velden) in dienst getreden in de functie van bedrijfswagenmonteur. Op 17 september 2008 heeft werknemer een verklaring ondertekend, waarin hij akkoord is gegaan met de onmiddellijke opzegging van de arbeidsovereenkomst. Partijen hebben elkaar bij deze overeenkomst over en weer finale kwijting verleend. Werknemer vordert thans dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Van der Velden jegens hem aansprakelijk is voor de geleden schade die hij heeft ondervonden en in de toekomst nog zal ondervinden als gevolg van een bedrijfsongeval waarvan hij slachtoffer is geworden. Zo stelt werknemer dat er op 5 september 2008, tijdens de reparatie van een vrachtwagen, een versnellingsbak op zijn lichaam is terechtgekomen. Verder stelt werknemer dat hij het ongeval destijds heeft gemeld bij zijn leidinggevende en dat hij zich op 8 september 2008 heeft ziek gemeld. Werknemer heeft na het ongeval niet meer gewerkt en ontvangt thans een WIA-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. Van der Velden voert ten verwere aan dat werknemer in zijn vordering niet kan worden ontvangen, nu partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Daarnaast heeft werknemer volgens Van der Velden nooit melding gemaakt van het bedrijfsongeval, zodat zij het slachtofferschap van werknemer betwist.

Oordeel

Beroep op finale kwijtingsbeding

De kantonrechter oordeelt als volgt. De vaststellingsovereenkomst is betrekkelijk summier, nu daarin enkel wordt gesteld dat Van der Velden aan werknemer een bedrag verschuldigd is, dat geen vakantiedagen kunnen worden verrekend en dat partijen eigen proceskosten dragen. Nu Van der Velden – naar eigen zeggen – op het moment van sluiten van de overeenkomst niet eens op de hoogte was van het bedrijfsongeval, kan bij haar redelijkerwijze niet het vertrouwen zijn gewekt dat werknemer met het ondertekenen van de overeenkomst afstand zou doen van eventuele aanspraken uit hoofde van dat bedrijfsongeval. Onder deze omstandigheden faalt het beroep van Van der Velden op het finale kwijtingsbeding.

Werkgeversaansprakelijkheid

In de eerste plaats overweegt de kantonrechter dat de door werknemer afgelegde verklaring niet valt te rijmen met de verklaringen van andere betrokkenen. Zo wordt geen betekenis toegekend aan de verklaring van getuige A, omdat zij ten tijde van het ongeval de levenspartner van werknemer was en geen directe ooggetuige is geweest. Getuige B (collega van werknemer) verklaart dat hij samen met werknemer aan de vrachtwagen heeft gewerkt toen het ongeval plaatsvond, maar dat werknemer na het ongeval steeds zei dat er niets aan de hand was. Deze verklaring staat haaks op de verklaring van werknemer, die aangeeft dat hij onder meer zijn wervels hoorde kraken en het uitschreeuwde van de pijn. Daarnaast verklaart getuige C (bedrijfsleider van Van der Velden) dat bij hem nooit melding is gemaakt van een bedrijfsongeval en dat werknemer zich op 8 september 2008 heeft ziek gemeld wegens buikklachten. In de tweede plaats overweegt de kantonrechter dat Van der Velden stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat werknemer op de dag van het ongeval helemaal geen reparatiewerkzaamheden heeft uitgevoerd waarbij de versnellingsbak van een vrachtwagen gedemonteerd moest worden. Hoewel werknemer de authenticiteit van deze stukken heeft betwist, is hij eraan voorbijgegaan dat het op zijn weg ligt bewijs te leveren van het feit dat hem een ongeval tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden is overkomen. Voort is van belang dat werknemer de conclusies van de arbo-arts niet heeft betwist. Uit een verslag blijkt namelijk dat werknemer in het contact met de bedrijfsarts ook geen melding heeft gemaakt van een bedrijfsongeval en dat werknemer zich destijds had ziek gemeld wegens ‘lichamelijke klachten’. Nu de arbo-arts als verwachting uitsprak dat het verzuim van werknemer een week zou duren, valt deze bevinding niet te rijmen met de door werknemer gestelde ernst van het letsel. De kantonrechter concludeert dan ook dat het vooralsnog onvoldoende vaststaat dat werknemer slachtoffer van een bedrijfsongeval is geworden. Werknemer wordt tot nadere bewijslevering toegelaten. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.