Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 13 december 2017
ECLI:NL:RBAMS:2017:10378

werkgever/werknemer

Onderzoeker die medewerkers universiteit onterecht blijft beschuldigen van pesten en discriminatie, na zelf onterecht te zijn beschuldigd van datafraude, veroorzaakt verstoorde arbeidsverhouding.

Feiten

Werknemer is sinds 1 oktober 1988 in dienst van een universiteit als onderzoeker bij een faculteit. In de loop van 2011 werd over werknemer melding gedaan van het vermoeden van datafraude, naar aanleiding van vermoedens van twee promovendi die hij begeleidde. Hij werd op non-actief gesteld, maar voor de datafraude werd geen bewijs gevonden. Omdat werknemer geen vertrouwen meer had in zijn leidinggevende heeft hij een andere faculteit verzocht om hem ‘gastvrijheid’ te verlenen. Deze gastvrijheid werd verleend en verlengd tot eind 2013. Deze faculteit bood echter geen permanente oplossing, waardoor zou worden gestreefd naar een terugkeer naar de oorspronkelijke faculteit per 1 november 2013. Werknemer stelde zich op het standpunt dat voorafgaand aan een terugkeer onder meer het onderzoek naar de vermeende datafraude diende te worden opgehelderd. Overleg tussen werknemer en de decaan bleef vervolgens zonder resultaat. Op 14 maart 2016 diende werknemer een klacht in over ongewenst gedrag, in de vorm van pesten en discriminatie, van vijftien medewerkers van de universiteit. Deze klacht heeft de werknemer later ingetrokken. Op 30 mei 2016, na een periode van werkgerelateerde arbeidsongeschiktheid, heeft werknemer zijn werk bij de faculteit hervat. Een maand daarna heeft hij laten weten dat hij zou worden gediscrimineerd en gepest door zijn functioneel leidinggevende. Hij vond dat hij (net als anderen) moest kunnen mailen met een interfacultair onderzoeksprogramma. Volgens de universiteit was deze tijdelijke beperking in externe contacten juist bedoeld om hem te beschermen. Kort hierna maakte werknemer melding van het (door hem niet nader gespecificeerde) vermoeden van ‘fabricage’ van data binnen dit onderzoeksprogramma. Eind 2016 diende werknemer opnieuw een klacht in over discriminatie en pesten, onder meer door zijn beide leidinggevenden. Deze klachten zijn ongegrond verklaard. De universiteit verzoekt onder meer om ontbinding op g-grond.

Oordeel

Vanaf begin 2012 lijkt werknemer alles in het werk te hebben willen stellen om te voorkómen dat hij nog werkzaamheden binnen de faculteit had te verrichten. Dat moge voor enige tijd een begrijpelijke reactie zijn geweest op de melding van een vermoeden van schending van de wetenschappelijke integriteit. De universiteit heeft daarvoor ook begrip getoond. De universiteit had er evenwel belang bij dat hij naar de faculteit terugkeerde. Daarvoor bestond toen in die zin ook geen beletsel. Van werknemer mocht redelijkerwijs verlangd worden dat hij zich inzette voor het welslagen van een terugkeer. Van hem mocht worden verlangd het verleden te laten rusten en zich te richten op zijn toekomst binnen de faculteit. In plaats daarvan heeft werknemer allerlei kwesties uit het verleden aan de orde gesteld. Daarmee heeft hij zijn terugkeer zwaar belast. Het overleg over zijn terugkeer is vervolgens verder bemoeilijkt doordat werknemer zich beklaagde over vermeend ongewenste gedragingen van een groot aantal facultaire medewerkers en doordat hij zich in scherpe bewoordingen beklaagde over de bejegening door zijn functioneel leidinggevende. Voor zover de klachten zien op de beperkingen die hem bij zijn werkhervatting zijn gesteld, ziet hij eraan voorbij dat de insteek was om een succesvolle werkhervatting niet onnodig in gevaar te brengen. Dat dit een goede grond had, blijkt uit de beschuldiging van datafabricage die werknemer is gaan uiten. Werknemer heeft deze beperkingen echter al direct, op een gekrenkte, defensieve, beschuldigende wijze, en zonder blijk te geven van zelfreflectie, opgevat als discriminatie en pestgedrag. Het voorgaande leidt ertoe dat de arbeidsovereenkomst van partijen zal worden ontbonden op de g-grond.