Naar boven ↑

Rechtspraak

Robex Horecabenodigdheden/werknemer
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 29 december 2017
ECLI:NL:RBNHO:2017:11388

Robex Horecabenodigdheden/werknemer

Verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst van magazijnmedewerker op d- subsidiair g-grond afgewezen. Onvoldoende bewijs dat werknemer niet functioneert en geen verbetertraject gestart.

Feiten

Werknemer is op 1 juni 2004 in dienst getreden bij Robex Horecabenodigdheden (‘Robex’), laatstelijk in de functie van magazijnmedewerker/chauffeur. Robex heeft werknemer in de gelegenheid gesteld op haar kosten zijn trailerrijbewijs te halen. Werknemer heeft 46 rijlessen gevolgd en vijfmaal examen gedaan, zonder het gewenste resultaat. Op 19 juli 2017 heeft werknemer met de door hem bestuurde bakwagen bij het oprijden van het bedrijfsterrein een aanrijding gehad met een andere weggebruiker. Op 23 augustus 2017 heeft er een ongeval in het magazijn plaatsgevonden met een pallet bevroren vlees. Ongeveer 960 kilogram vlees is vanuit de stelling op werknemer gevallen. In het ziekenhuis is geconstateerd dat werknemer in shock was en hij bleek zware kneuzingen te hebben. Werknemer heeft vanaf 24 augustus 2017 geen werkzaamheden meer verricht voor Robex. Op 4 september 2017 heeft Robex in een gesprek aan werknemer meegedeeld dat zij tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wenst te komen. Robex heeft werknemer een beëindigingsovereenkomst overhandigd, waarmee werknemer niet heeft ingestemd. Robex verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst primair te ontbinden op de d-grond en subsidiair op de g-grond.

Geen voldragen d- en g-grond

Vast staat dat Robex geen formele beoordelingsgesprekken met werknemer heeft gevoerd en evenmin aan verslaglegging heeft gedaan van de met werknemer gevoerde gesprekken over diens functioneren. Evenmin heeft Robex andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat het functioneren van werknemer als onder de maat werd gekwalificeerd. Dat werknemer bij zijn magazijnwerkzaamheden herhaaldelijk fouten maakte en voortdurende gecontroleerd diende te worden, heeft werknemer betwist en is door Robex niet nader onderbouwd. Het feit dat werknemer betrokken was bij de aanrijding met de bedrijfswagen op 19 juli 2017 en een maand later bij een bedrijfsongeval in het magazijn, kan evenmin leiden tot de conclusie dat sprake is van ongeschiktheid voor de functie. Bij dit alles komt dat, voor zover werknemer door Robex wel mondeling is aangesproken op ondermaats functioneren, geenszins is gebleken dat Robex het nodige heeft gedaan om verbetering van het functioneren door werknemer te bewerkstelligen. Van Robex had mogen worden verlangd dat zij werknemer, wiens functioneren naar haar oordeel niet voldeed aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen, op zorgvuldige wijze had ingevoerd in een verbetertraject waarbij inzichtelijk was gemaakt waaruit de kritiek op het functioneren precies bestond en hem aan de hand van concrete doelstellingen een behoorlijke gelegenheid had geboden om te komen tot verbetering. Van een behoorlijk verbetertraject is geen sprake geweest. Dat de houding van werknemer en zijn werktijden spanningen en problemen opleveren binnen het bedrijf waardoor de situatie onhoudbaar zou zijn geworden, is door werknemer betwist en door Robex verder niet nader onderbouwd. Hoewel ter zitting is gebleken dat de arbeidsverhouding inmiddels wel enigszins verstoord is geraakt, kan niet gezegd worden dat die verstoring ernstig en duurzaam is. Het heeft er alle schijn van dat de verhouding tussen partijen pas verstoord is geraakt op het moment dat Robex werknemer heeft laten weten dat hij niet hoefde te komen werken waarna zij vervolgens heeft aangestuurd op een beëindiging van het dienstverband. Dat de arbeidsverhouding nadien is verslechterd, omdat werknemer niet wilde meewerken aan een beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, kan Robex in redelijkheid niet aan haar verzoek ten grondslag leggen.