Rechtspraak
werknemer/Stichting Exploitatie Serviceflat De Drecht en Stichting Dienstverlening ServiceflatsRechtbank Amsterdam, 15 januari 2018
werknemer/Stichting Exploitatie Serviceflat De Drecht en Stichting Dienstverlening Serviceflats
Feiten
Werknemer treedt op 1 februari 1994 in dienst bij Cordaan. De CAO-VVT maakt onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst. In die cao is opgenomen dat de werknemer met zijn werkgever verplicht deelnemer is in de pensioenregeling van PFZW. In de loop van 2011 vindt een overgang van onderneming plaats tussen Cordaan en SDS. SDS brengt deze werkzaamheden direct over in SES. PFZW bericht werknemer op 1 maart 2012 dat hij niet langer deelnemer is in de pensioenregeling van dit pensioenfonds, omdat SES niet verplicht bij PFZW is aangesloten en zich ook niet vrijwillig heeft aangesloten. Werknemer vraagt SES zich vrijwillig aan te sluiten bij PFZW, waarna PFZW SES daarvoor in de gelegenheid stelt, onder de voorwaarde dat alle werknemers die tot eenzelfde groep behoren (receptionisten) bij PFZW worden aangesloten. SES gaat hier niet op in. Werknemer vordert dat SES zich vrijwillig aansluit bij PFZW, waar mogelijk met terugwerkende kracht per 1 maart 2012. Subsidiair vordert hij geleden pensioenschade. Hij spreekt zowel SDS als SES aan.
Oordeel
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat per 1 maart 2012 een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden tussen Cordaan en SDS. De rechten en verplichtingen die ten tijde van de overgang voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst tussen Cordaan en werknemer zijn op dat moment van rechtswege overgegaan. Hiertoe behoort ook een op de Wet Bpf 2000 gebaseerd pensioen. SDS was gehouden om ervoor zorg te dragen dat het deelnemerschap van werknemer in PFZW vanaf 1 maart 2012 ononderbroken en ongewijzigd werd voortgezet. Daartoe was zij ook in de gelegenheid, nu PFZW eraan heeft willen meewerken dat daartoe een vrijwillige aansluiting werd overeengekomen. Ook op SES rustte de verplichting om ervoor zorg te dragen dat de deelneming werd voortgezet. Dit volgt uit de omstandigheid dat SDS de overgenomen onderneming op haar beurt, direct per 1 maart 2012, aan SES heeft overgedragen. Ook los hiervan was tussen SES en werknemer een (mondelinge) arbeidsovereenkomst tot stand gekomen waarin de CAO-VVT van toepassing was verklaard. Doordat de beide overgangen van onderneming elkaar op een en hetzelfde moment zijn opgevolgd, kan van SDS naderhand geen nakoming van de verplichting tot (vrijwillige) aansluiting bij PFZW worden gevorderd. SDS is immers sinds de overgang niet meer de werkgever van werknemer. SDS is echter wel gehouden tot vergoeding van de schade die werknemer heeft geleden doordat SDS zich er niet voor heeft ingespannen dat SES zich niet bij PFZW heeft aangesloten. Daartoe was en is SDS, gezien de verwevenheid tussen beide stichtingen, jegens werknemer gehouden. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat SES jegens werknemer verplicht is ervoor zorg te dragen dat hij deelneemt in PFZW, en dat SDS en SES hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die werknemer lijdt zolang SES dit niet doet. SES is gehouden het nodige te ondernemen om zich bij PFZW aan te sluiten. Dat PFZW aan vrijwillige aansluiting de voorwaarde stelt dat alle tot de betreffende groep behorende werknemers worden aangesloten, staat aan veroordeling tot nakoming niet in de weg, temeer omdat er collega’s zullen zijn die zich in dezelfde omstandigheden bevinden. Doordat de voortzetting van het deelnemerschap van werknemer in PFZW niet per 1 maart 2012 is gerealiseerd en thans niet meer per die datum kan worden gerealiseerd (vanwege beperkte terugwerkende kracht), is SES jegens werknemer toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting jegens hem en gehouden tot vergoeding van de daardoor geleden en te lijden schade. SDS is hiervoor hoofdelijk aansprakelijk. De vordering tot schadevergoeding van € 21.191,40 is niet betwist en wordt toegewezen.