Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 31 januari 2018
ECLI:NL:RBNHO:2018:3272
Werknemer/ vof King Parking c.s.
Feiten
Werknemer is op basis van een nulurencontract bij King Parking in dienst geweest in de periode van 25 oktober 2015 tot 6 mei 2017. Partijen zijn een uurloon overeengekomen van € 8,50 netto inclusief vakantiegeld en vakantiedagen plus een loonsverhoging naar € 9,00 netto per uur na zes maanden. Na het einde van het dienstverband heeft werknemer King Parking laten weten dat zij niet op de juiste wijze is betaald, namelijk onder het minimumloon. Werknemer heeft een klacht bij de arbeidsinspecteur ingediend, waarna deze een onderzoek heeft ingesteld in het kader van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. King Parking heeft op 24 oktober 2017 een bedrag van € 745,67 (het netto-equivalent van € 1.173,25) aan werknemer overgemaakt. Op 20 december 2017 heeft King Parking aan werknemer een bedrag van € 211,54 (het netto-equivalent van € 333,21) overgemaakt. Werknemer vordert onder meer dat de kantonrechter King Parking veroordeelt tot betaling van € 4.591,75, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en vermeerderd met de wettelijke rente.
Oordeel
Partijen zijn het erover eens dat King Parking tijdens het dienstverband te weinig loon heeft betaald aan werknemer. Over de hoogte van het te weinig betaalde loon verschillen partijen echter van mening. Volgens werknemer dient uit te worden gegaan van een werkweek van 36 uur en het daarbij passende minimumloon. Volgens King Parking is de fulltime werkweek in de branche 40 uur en dient het daarbij passende minimumloon te worden uitbetaald. Voor de vaststelling van de hoogte van het minimumloon is van belang uit hoeveel uur een fulltime werkweek in een bepaalde branche of sector bestaat. De wetgever is uitgegaan van een werkweek van 40 uur en een daarbij passend minimumloon. Daarvan afgeleid zijn de minimumuurlonen vastgesteld voor het geval een fulltime werkweek in een branche of sector uit 36 of 38 uur bestaat. De week- of maandlonen voor een 36-, 38- of 40-urige werkweek zijn gelijk. Dit wordt bereikt doordat het minimumuurloon hoger wordt naarmate de fulltime werkweek korter wordt. Werknemer heeft haar stelling dat uitgegaan dient te worden van een werkweek van 36 uur en het daarbij passende uurloon onderbouwd aan de hand van de door haar zelf gewerkte uren. De kantonrechter overweegt dat – gelet op het hiervoor overwogene – niet dient te worden gekeken naar het gemiddeld aantal uren dat een werknemer zelf heeft gewerkt, maar dat dient te worden gekeken naar de fulltime werkweek in de branche of sector. King Parking heeft aangegeven dat een fulltime werkweek 40 uur bedraagt. Ook de arbeidsinspecteur is hiervan uitgegaan. Ter comparitie is dit door de kantonrechter met partijen besproken en bleek dat aan de hand van de percentages en de gewerkte uren een voltijdse maand 173,33 uren besloeg. Dit betekent dat een voltijdse werkweek correspondeert met 40 uur (173,33 uur * 12 maanden / 52 weken = 40 uur per week). Aldus zal de kantonrechter uitgaan van een fulltime werkweek van 40 uur en het daarmee corresponderende minimumuurloon. Dit betekent dat voor de berekening van het te weinig betaalde bedrag de versie 3 van de berekening genoemd onder 5.2. moet worden genomen, hetgeen neerkomt op een totaal bruto verschuldigd loon van € 1.342,29 en een totaal bedrag inclusief wettelijke verhoging en rente van € 2.040,27. De wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige loon is toewijsbaar. Weliswaar was het voor beide partijen aanvankelijk niet duidelijk dat er te weinig loon was betaald, maar nadat King Parking hierop door werknemer was aangesproken heeft zij dit niet direct in orde gemaakt. De gevorderde rente is eveneens toewijsbaar.