Rechtspraak
werknemer/werkgever
Feiten
Werknemer is op 8 september 2017 voor bepaalde tijd bij X B.V. (hierna: X) in dienst getreden voor de duur van zeven maanden en vervulde de functie van enter/lader tegen een loon van € 8 bruto per uur bij een 35-urige werkweek. Op 5 januari 2018 heeft werknemer tijdens een toiletstop bij tankstation Q8 (hierna: Q8) traytjes bier weggenomen zonder daarvoor te betalen. Toen werknemer het tankstation verliet en in zijn bedrijfsauto stapte, heeft een medewerker van Q8 werknemer geconfronteerd en om een betalingsbewijs gevraagd. Toen werknemer geen betalingsbewijs kon overleggen, heeft de medewerker van Q8 de traytjes bier opgeëist. Bij aankomst op de werkplaats van X heeft een collega van werknemer – die getuige was van voornoemd incident – direct een melding gemaakt. Op dezelfde dag is werknemer op staande voet ontslagen wegens het plegen van diefstal. Werknemer heeft op zitting aangegeven in het gegeven ontslag op staande voet te berusten en vordert primair betaling van loon tot aan het einde van het dienstverband. Subsidiair verzoekt werknemer om toekenning van een billijke vergoeding.
Oordeel
Ontslag op staande voet
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat werknemer de traytjes bier heeft weggenomen. Werknemer heeft in dit verband gesteld dat hij geen diefstal heeft gepleegd, maar aan zijn collega geld had gegeven om het bier voor hem te kopen. Zelf kon hij dat niet doen, omdat hij minderjarig is. Verder stelt werknemer dat zijn collega hem het bier overhandigde en hij op dat moment niet beter wist dan dat zijn collega het bier had gekocht. Een verklaring van de collega van werknemer, waaruit zou moeten blijken dat werknemer het bier heeft gestolen, is niet in het dossier aangetroffen. Daarnaast is uit getuigenverklaringen niet gebleken dat getuigen hebben gezien dat werknemer diefstal heeft gepleegd. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat van een dringende reden geen sprake is en het ontslag op staande voet derhalve ten onrechte is gegeven.
Loonvordering en billijke vergoeding
Nu vast is komen te staan dat werknemer ten onrechte op staande voet is ontslagen, is X gehouden het overeengekomen loon tot aan het einde van het dienstverband – te weten: op 7 april 2018 – te voldoen. Het subsidiaire verzoek om toekenning van een billijke vergoeding wordt afgewezen, omdat de kantonrechter slechts aan de beoordeling van dit verzoek toekomt indien de primaire vordering geheel of gedeeltelijk is afgewezen. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.