Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 3 mei 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:4266
werknemer c.s./RAH Wonen B.V.
Feiten
Twee werknemers zijn op 15 november 2017 in dienst getreden bij RAH Wonen B.V. (hierna: RAH). Werknemer A in de functie van operationeel manager; werknemer B in de functie van commercieel manager. De arbeidsovereenkomst is ten aanzien van beide werknemers aangegaan voor de duur van een jaar, een arbeidsduur van 40 uur per week en een brutosalaris van € 2.800. In februari 2018 hebben beide werknemes zich arbeidsongeschikt gemeld. In dit kader heeft een bedrijfsarts de arbeidsongeschiktheid van beide werknemers vastgesteld en mediation geadviseerd. Op 24 februari 2018 heeft RAH de aan werknemers ter beschikking gestelde bedrijfswagens laten ophalen. Werknemers vorderen thans in een kortgedingprocedure achterstallig loon vanaf 15 november 2017 tot 10 april 2018 en RAH te veroordelen tot het betalen van (1) overeengekomen loon ad € 2.000 netto, (2) een bedrag van € 5.550 als bonus over het eerste kwartaal en (3) een bedrag van € 750 als compensatie voor de ingenomen auto.
Oordeel
Loonvordering en loondoorbetaling tijdens ziekte
Hoewel schriftelijk in de arbeidsovereenkomst van werknemers is vastgelegd dat zij beiden recht hebben op een bruto maandsalaris van € 2.800, stellen werknemers dat zij mondeling met RAH hebben afgesproken dat zij – in ruil voor (het afstand doen van) hun pensioenaanspraken – een nettoloon van € 2.000 per maand zouden ontvangen. Deze afspraak is volgens werknemers gemaakt tijdens een gesprek dat zou zijn opgenomen door een geluidsrecorder. De geluidsopname zelf is niet in het geding gebracht, maar slechts een transcript daarvan. Nu uit het transcript niet is gebleken wat partijen exact over de nettoloonbetaling hebben afgesproken, kan de kantonrechter niet vaststellen welke conclusie partijen daaraan hebben verbonden. Hier komt bij dat uit het transcript volgt dat partijen hebben gedebatteerd over de bedrijfsauto en fiscale bijtelling, waarbij aangenomen moet worden dat de hoogte van de bijtelling invloed kan hebben op het nettoloon. Daarnaast zijn partijen verdeeld over de hoogte van het loon tijdens ziekte. Werknemers voeren aan dat RAH heeft toegezegd het loon voor 100% door te betalen en dat matiging tot 70% alleen zou volgen ingeval sprake is van onwelwillendheid bij de werknemer om terug te keren op het werk. RAH betwist de stelling en wijst in dit verband op de onderliggende arbeidsovereenkomst, waarin is vastgelegd dat werknemers vanaf de eerste ziektedag 70% aan loon ontvangen. Nu vaststaat dat RAH voldoet aan haar verplichting om 70% van € 2.800 bruto te betalen – en niet aannemelijk is geworden dat zij daarmee zal stoppen – wordt de gevorderde loonbetaling afgewezen.
Bonus
Op grond van de arbeidsovereenkomst hebben werknemers recht op een bonus van 0,375% over de bruto-omzet met een maximum van € 5.550 netto. Het ligt op de weg van werknemers om aannemelijk te maken dat zij een zodanige omzet hebben behaald. Enig bewijsstuk met betrekking tot de gestelde omzet ontbreekt. De kantonrechter ziet derhalve geen aanleiding RAH te veroordelen tot betaling van (een voorschot van) de bonus.
Bedrijfsauto
Tot slot vorderen werknemers ter compensatie van de ingenomen bedrijfsauto een maandelijks bedrag van € 750 bruto. RAH stelt dat privégebruik van de bedrijfsauto was toegestaan en verwijst daarbij naar een autoreglement. Nu een dergelijk reglement niet in het geding is gebracht, gaat de kantonrechter ervan uit dat de ter beschikking gestelde bedrijfsauto als vaste looncomponent heeft te gelden. De door werknemers gevorderde vergoeding wordt toegewezen.