Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Oost-Brabant, 29 mei 2018
werknemer/werkgever
Oordeel
Werknemer heeft aan het gevorderde ten grondslag gelegd dat de brief van 30 oktober 2014, waarbij sprake is van de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst, niet door hem is opgemaakt, maar valselijk is opgemaakt door X. De stelling en onderbouwing zijn door werkgever gemotiveerd weersproken. De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat onder de brief van 30 oktober 2014 niet alleen de handtekening van werknemer staat, maar ook zijn handgeschreven naam. Verder staat vast dat de handschriftdeskundige tot het oordeel is gekomen dat de handtekening onder de brief waarschijnlijk van werknemer is en dat de naam zeer waarschijnlijk van werknemer is. De kantonrechter stelt verder vast dat werknemer niet heeft weersproken dat hij op 28 oktober 2014 in het bedrijf heeft geroepen dat hij ontslag wilde nemen en dat hij niet meer terug wilde keren. Daarnaast heeft te gelden dat hoewel werknemer wist, zoals hij zelf aangeeft in zijn e-mails, dat hij geeft recht zou hebben op WW, hij desalniettemin WW heeft aangevraagd en zich niet bij werkgever heeft gemeld met de mededeling dat hij zijn arbeid ter beschikking bleef stellen. Nu er ook voor het overige geen onderbouwing is voor de stelling van werknemer, dient daarom al het gevorderde te worden afgewezen.