Rechtspraak
UWV/verweerster
Feiten
X en Y waren samen de enige vennoten van de vennootschap onder firma Bealint Advies v.o.f. De vennootschap onder firma en beide vennoten zijn in staat van faillissement verklaard. De faillissementen van X en Y zijn omgezet in wettelijke schuldsaneringsregelingen. Het faillissement van de vennootschap onder firma is opgeheven bij gebrek aan baten. UWV heeft bij de bewindvoerder in de schuldsaneringsregelingen van X en Y een aantal vorderingen ingediend. De bewindvoerder kan zich hier niet in vinden. UWV vordert in de zaak 17-318 onder meer dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de door UWV ingediende loonvordering ad € 23.178,36 en de vordering ter zake van het werkgeversdeel premie sociale verzekeringen ad € 4.265,69 dienen te worden erkend als preferente vorderingen. En dat in de zaak 17-421 de rechtbank voor recht zal verklaren dat de door UWV in de schuldsaneringsregelingen van X en Y ingediende loonvordering ad € 18.711,57 en de vordering ter zake van pensioenpremie ad € 1.373,38 als boedelvorderingen dienen te worden aangemerkt. UWV legt hieraan onder meer ten grondslag dat een overeenkomst met een vennootschap onder firma als een overeenkomst met de vennoten heeft te gelden. Volgens de bewindvoerder heeft de vennootschap onder firma als werkgever te gelden.
Oordeel
In beide zaken staat centraal de vraag of X en Y als werkgevers hebben te gelden. De rechtbank is van oordeel dat partijen van mening verschillen over enkele principiële vragen ten aanzien van de aard/het wezen van de vennootschap onder firma. Vragen die vooralsnog door de wetgever en in de rechtspraak en literatuur niet duidelijk, althans niet eenduidig, zijn beantwoord. UWV heeft de rechtbank verzocht om de Hoge Raad over bovenstaande kwestie prejudiciële vragen te stellen. UWV heeft een aantal vragen voorgesteld, waaronder de vragen: (1) Indien een vennootschap onder firma een arbeidsovereenkomst sluit met een werknemer, gelden dan de vennoten van de vennootschap onder firma als werkgever? En (2) Zo ja, zijn in dat geval, indien de vennootschap onder firma failleert en de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing wordt verklaard op de vennoten, en de preferente en boedelvorderingen van de zaakscrediteuren in het faillissement van de vennootschap onder firma niet volledig kunnen worden voldaan, de met de arbeidsovereenkomst samenhangende preferente respectievelijk boedelvorderingen van de werknemer en van UWV eveneens preferente respectievelijk boedelvorderingen in de wettelijke schuldsaneringsregelingen van de vennoten? De bewindvoerder heeft eveneens prejudiciële vragen voorgesteld, waaronder: (1) Zijn, ook in de gevallen waarin vaststaat dat de arbeidsovereenkomst alleen met de vennootschap onder firma is gesloten, de firmanten van die vennootschap (desondanks) als werkgever in de zin van artikel 66 WW en artikel 40 Fw aan te merken? En (2) Zo ja, heeft, ook in die gevallen, de vennootschap onder firma, naast de firmanten, als werkgever in de zin van artikel 66 WW en artikel 40 Fw te gelden? Nu het antwoord op de vragen van belang is voor de eis in de onderhavige zaken, alsook voor beslechting of beëindiging van inmiddels talrijke andere uit soortgelijke feiten voortvloeiende geschillen, zal de rechtbank de vragen van partijen voorleggen aan de Hoge Raad ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing. Voordat de rechtbank hiertoe overgaat, mogen partijen zich hierover en over de inhoud van de vragen uitlaten.