Naar boven ↑

Rechtspraak

Eva Honrado/Fondo de Garantía Salarial (Spaans loonwaarborgfonds)
Hof van Justitie van de Europese Unie, 28 juni 2018

Eva Honrado/Fondo de Garantía Salarial (Spaans loonwaarborgfonds)

Spaans waarborgfonds gehouden vergoeding bij vrijwillige ontslagname werknemer te compenseren.

Feiten

Op grond van het Spaanse recht kan een werknemer wiens bedrijfsvestiging verplaatst wordt waardoor hij/zij genoodzaakt is zijn/haar woonplaats te verlaten, ervoor kiezen de arbeidsovereenkomst te beëindigen onder toekenning van een vergoeding (twintig dagen loon per dienstjaar). Honrado was van 2000 tot 1 maart 2010 in dienst van Soroma. Soroma heeft de werkplek gewijzigd, waardoor Honrado's reisafstand met 450 km (enkele reis) toenam. Honrado heeft er dan ook voor gekozen haar arbeidsovereenkomst conform artikel 40 van het werknemersstatuut te beëindigen. Soroma heeft deze keuze aanvaard. Soroma heeft werkneemster geen vergoeding toegekend. Na hiertoe te zijn veroordeeld is Soroma in staat van faillissement gesteld. Honrado heeft daarom haar claim bij het waarborgfonds ingediend. De centrale vraag is: Valt een vergoeding die een werkgever krachtens de wet verschuldigd is aan een werknemer omdat de arbeidsverhouding is beëindigd ten gevolge van de wijziging van een wezenlijk element van de arbeidsovereenkomst – zoals een geografische mobiliteit die de werknemer ertoe noopt van woonplaats te veranderen – onder het begrip 'vergoeding wegens beëindiging van de arbeidsverhouding' in de zin van artikel 3, eerste alinea, van Richtlijn 2008/94/EG?

Oordeel

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. Krachtens artikel 3, eerste alinea, van Richtlijn 2008/94/EG moeten de lidstaten de nodige maatregelen treffen opdat waarborgfondsen onder voorbehoud van artikel 4 van deze richtlijn de onvervulde aanspraken van de werknemers honoreren die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen, met inbegrip van de vergoeding wegens beëindiging van de arbeidsverhouding, indien de nationale wetgeving hierin voorziet. In de tweede alinea van artikel 3 van Richtlijn 2008/94/EG wordt gepreciseerd dat de aanspraken die het waarborgfonds honoreert, betrekking hebben op de onbetaalde lonen over een bepaalde periode die door de lidstaten wordt vastgesteld. In artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2008/94/EG wordt verduidelijkt dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan het nationale recht met betrekking tot de definitie van de term 'bezoldiging'. Uit deze in onderlinge samenhang gelezen bepalingen volgt dat in het nationale recht dient te worden gepreciseerd welke vergoedingen binnen de werkingssfeer van artikel 3, eerste alinea, van Richtlijn 2008/94/EG vallen (zie in die zin HvJ EU 2 maart 2017, C-496/15, Eschenbrenner, ECLI:EU:C:2017:152, r.o. 54 en aldaar aangehaalde rechtspraak).Het Hof heeft evenwel herhaaldelijk verklaard dat de door die richtlijn geboden mogelijkheid dat in het nationale recht wordt gepreciseerd welke uitkeringen voor rekening van het waarborgfonds komen, is onderworpen aan de vereisten die voortvloeien uit het algemene beginsel van gelijkheid en non-discriminatie (HvJ EG 21 februari 2008, C-498/06, Robledillo Núñez, ECLI:EU:C:2008:109, r.o. 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Dit beginsel vereist dat vergelijkbare situaties niet verschillend worden behandeld, tenzij een verschillende behandeling objectief gerechtvaardigd is (HvJ EG 12 december 2002, C-442/00, Rodríguez Caballero, ECLI:EU:C:2002:752, r.o. 32; HvJ EG 7 september 2006, C-81/05, Cordero Alonso, ECLI:EU:C:2006:529, r.o. 37, en HvJ EG 17 januari 2008, C-246/06, Velasco Navarro, ECLI:EU:C:2008:19, r.o. 36). In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat artikel 33, lid 2, van het werknemersstatuut uitdrukkelijk voorziet in de garantie dat Fogasa de vergoedingen betaalt die verschuldigd zijn bij ontslag of beëindiging van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in de artikelen 50 tot en met 52 van dit statuut, maar dat die bepaling geen betrekking heeft op andere wettelijke vormen van beëindiging van de arbeidsverhouding die aanleiding geven tot wettelijke vergoedingen, waaronder met name de vorm waarin is voorzien bij artikel 40 van dat statuut, op grond waarvan de in het hoofdgeding aan de orde zijnde arbeidsverhouding is geëindigd. Hiervoor is geen rechtvaardigingsgrond aangevoerd. Op de prejudiciële vraag dient dan ook te worden geantwoord dat artikel 3, eerste alinea, van Richtlijn 2008/94/EG aldus moet worden uitgelegd dat wanneer volgens de nationale regeling in kwestie bepaalde wettelijke vergoedingen wegens vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer – zoals de door de verwijzende rechter bedoelde vergoedingen die verschuldigd zijn in geval van ontslag om objectieve redenen – onder het begrip 'vergoeding wegens beëindiging van de arbeidsverhouding' in de zin van die bepaling vallen, ook wettelijke vergoedingen onder dit begrip moeten vallen die verschuldigd zijn omdat de werknemer de arbeidsovereenkomst vrijwillig heeft beëindigd wegens een overplaatsing van de werkplek door de werkgever die de werknemer ertoe noopt van woonplaats te veranderen.

  • Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
  • Datum uitspraak: 28-06-2018
  • Roepnaam: Eva Honrado/Fondo de Garantía Salarial (Spaans loonwaarborgfonds)
  • Zaaknummer: C-57/17
  • Nummer: AR-2018-0798
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: waarborgfonds, insolventie en vrijwillig ontslag