Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 11 juli 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:6583
Stichting opleidings- en ontwikkelingsfonds beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen/WS-sneltransport B.V.
Feiten
Op X (gedaagde) is van toepassing de algemeen verbindend verklaarde cao Opleidings- en ontwikkelingsfonds voor het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (SOOB-CAO). Aan X is een aantal (credit)facturen gezonden. Y (eisende partij) vordert veroordeling van X tot betaling van € 64,47, vermeerderd met rente en kosten.
Oordeel
Y stelt dat het om de premies van oktober/december 2017 gaat. Na op dit punt verweer te hebben gevoerd en gesteld te hebben dat het om de periode van oktober 2017 tot en december 2017 gaat, heeft X de stellingen van eisende partij op dit punt niet meer betwist. Y stelt dat gedaagde partij vaker gefactureerd heeft voor het eerste en tweede kwartaal van 2017. Aangezien eisende partij op 24 januari 2018 een creditnota stuurde ad € 31,34 en op 29 september 2017 een bedrag € 129 betaald heeft, resteert een saldo van € 3,06. X erkent een bedrag van € 3,06 verschuldigd te zijn en voert aan dat hij dit bedrag betaald zou hebben indien hij een factuur zou hebben ontvangen. Een juiste factuur of herinnering zou voldoende zijn geweest en omdat hij niet voldoende onderlegd is om het computersysteem te kunnen begrijpen. Nu X de verschuldigdheid van de gevorderde hoofdsom erkent, kan dit bedrag worden toegewezen, ondanks het feit dat X betreffende het bedrag van € 3,06 geen factuur of aanmaning heeft ontvangen. Y heeft in haar conclusie van repliek uiteengezet dat gedaagde partij conform het toepasselijke reglement verplicht is om gegevens aan te leveren. Blijft deze aanlevering achter, dan legt eisende partij ambtshalve nota’s op, welke – indien nodig – achteraf gecorrigeerd worden door middel van een creditnota. Dat X niet voldoende onderlegd is om het computersysteem te begrijpen, is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. Over het bedrag van € 3,06 vordert Y de wettelijke rente van 9 maart 2008, alsmede een bedrag van € 0,91 ter zake van reeds verschenen rente. Onvoldoende duidelijk is hoe laatstgenoemd bedrag is samengesteld en over welke bedrag(en) de rente is berekend. Verder is onvoldoende duidelijk wanneer verzuim is ingetreden. Eisende partij heeft dit deel van de vordering onvoldoende inzichtelijk gemaakt. De kantonrechter zal daarom de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf de dag van dagvaarden, te weten 26 maart 2019. Eisende partij vordert verder een bedrag van € 60,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. Deze kosten kunnen conform het toepasselijke reglement worden toegewezen. X wordt verder veroordeeld tot betaling van de kosten van de dagvaarding, het griffierecht en het salaris van de gemachtigde van Y. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.