Rechtspraak
werknemer/ING Bank Personeel B.V.Rechtbank Amsterdam, 30 juli 2018
werknemer/ING Bank Personeel B.V.
Feiten
Werknemer is op 1 januari 2011 in dienst getreden bij ING. Op 16 april 2018 is werknemer geïnterviewd door twee medewerkers van de afdeling Corporate Security & Investigations van ING (hierna: CSI). Tijdens dit interview is werknemer geconfronteerd met het feit dat er in december 2017 is ingelogd en is geprobeerd in te loggen met een Appel Iphone op het Mijn ING (MIng) Account van twee klanten van het ING-kantoor. Daarbij zijn bij een van de twee klanten bedragen overgeschreven van de spaarrekening naar de betaalrekening, waarna twee maal een bedrag van € 10.000 is overgeschreven naar een niet geregistreerde JIVE-rekening. Deze rekening is onderdeel van een pakket dat is ontvreemd. Werknemer heeft ontkend iets met deze fraude te maken te hebben. Werknemer is vervolgens twee weken met onbetaald verlof naar huis gestuurd en op 23 april 2018 op staande voet ontslagen, omdat ING het zeer aannemelijk acht dat hij direct dan wel indirect betrokken is geweest bij voorgaande gebeurtenissen. Werknemer verzoekt onder meer vernietiging van het ontslag op staande voet. ING heeft bij wijze van (voorwaardelijk) tegenverzoek ontbinding op de e-of g-grond verzocht.
Oordeel
Naar het oordeel van de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig. Daartoe wordt overwogen dat er wel aanleiding is voor verdenking van betrokkenheid van werknemer bij de onregelmatigheden, maar dat die betrokkenheid nog niet voldoende is komen vast te staan om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Er zijn nog te veel onzekerheden en er is geen direct bewijs dat naar werknemer leidt. Het gevolg van voorgaande is dat de opzegging zal worden vernietigd. Wat betreft het ontbindingsverzoek is de kantonrechter van oordeel dat het verwijtbaar handelen onvoldoende vast staat, zodat deze grond niet tot ontbinding leidt. Wel is de kantonrechter van oordeel dat werknemer onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven en niet zijn volledige medewerking heeft gegeven aan het onderzoek naar de onregelmatigheden, waarbij een klant van ING ernstig is benadeeld. Op vragen die betrekking hadden op zijn telefoon en het door hem gebruikte besturingssysteem heeft werknemer met een beroep op zijn privacy geen antwoord willen geven. Ook heeft hij geweigerd om vanaf zijn Iphone in te loggen op een MIng-account, waarmee de device-ID van de Iphone voor de onderzoekers zichtbaar zou worden en kon worden vastgesteld of met zijn Iphone is ingelogd op de MIng-rekening van de gedupeerde klant. Nu werknemer zijn privébelang hier voorop heeft gesteld en het belang van ING daaraan ondergeschikt heeft gemaakt, is daarmee het vertrouwen van ING in werknemer, dat een kernvoorwaarde is voor de arbeidsrelatie, onherstelbaar geschaad. De reeds bestaande verdenking van betrokkenheid van werknemer blijft bestaan. Dit maakt voortzetting van de arbeidsverhouding onmogelijk. De naar voren gebrachte feiten en omstandigheden leveren daarom een redelijke grond voor ontbinding op zodat de arbeidsovereenkomst met ingang van 15 augustus wordt ontbonden. Het verzoek van ING om te bepalen dat werknemer geen recht heeft op de transitievergoeding zal worden toegewezen, nu het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer.