Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Gelderland, 22 augustus 2018

werknemer/werkgever

<p>Belemmeringsverbod (art. 9 en 9a Waadi). Mogelijke strijdigheid met het EU-recht van een overeenkomst tussen een werkgever en een werknemer over betaling van fees. Mogelijke strijdigheid doet niet af aan het gezag van gewijsde van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.</p>

Feiten

Werknemer is vanaf 23 juli 2012 krachtens opeenvolgende arbeidsovereenkomsten werkzaam bij werkgever. De laatste arbeidsovereenkomst eindigt op 30 september 2014 van rechtswege. Vanaf november 2013 stelt werkgever werknemer te werk bij Rabobank International (hierna: Rabobank). Omdat werkgever en werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst de afspraak hebben gemaakt dat het werknemer verboden was om anders dan via werkgever activiteiten te ontplooien met de kennis en diensten die werknemer door toedoen en in naam van werkgever had opgedaan c.q. uitgevoerd, onderhandelen partijen in september 2014 over een door werknemer aan werkgever te betalen vergoeding (fee) over de periode 1 oktober 2014 tot 1 juli 2015. Werknemer blijft na 30 september 2014 als zzp’er werkzaamheden voor Rabobank verrichten via de onderneming ‘X’. Partijen twisten of er in september 2014 een overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het betalen van een fee door werknemer aan werkgever over de periode 1 oktober 2014 tot 1 juli 2015. Bij arrest van 23 mei 2017 oordeelt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat partijen overeenstemming hebben bereikt over alle essentialia van de overeenkomst, waaronder de hoogte van de fee, zodat een overeenkomst tot stand is gekomen. Bij brief van 1 september 2017 vernietigt werknemer de volgens het gerechtshof gesloten overeenkomst wegens strijd met artikel 9 en 9a Waadi. Tegen het eindarrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 september 2017 is geen cassatie ingesteld.  Werknemer vordert een verklaring voor recht dat de door het gerechtshof in het arrest van 23 mei 2017 vastgestelde overeenkomst tussen werknemer en werkgever rechtsgeldig door werknemer is vernietigd, althans subsidiair, vernietiging van deze overeenkomst door de kantonrechter.

Oordeel

De vraag die thans wordt voorgelegd, is of de betreffende overeenkomst (toch) nietig, dan wel vernietigbaar is wegens strijd met artikel 9, dan wel 9a Waadi en, zo ja, of die strijdigheid met de wet (EU-recht) afdoet aan het gezag van gewijsde van de uitspraak van het gerechtshof. Indien zou komen vast te staan dat werknemer vanaf 30 september 2014 als zzp’er onder leiding van een ander (Rabobank) werkzaamheden (heeft) verricht, en er dus sprake is van een ‘arbeidsverhouding’ in de zin van de jurisprudentie van het HvJ EU geldt dus in beginsel het belemmeringsverbod van artikel 9a Waadi. De omstandigheid dat partijen zijn overeengekomen dat werknemer een bedrag aan (misgelopen) fees aan werkgever moet betalen leidt naar het oordeel van de kantonrechter tot de conclusie dat in beginsel sprake is van een beding dat werknemer (financieel) belemmert om na afloop van de terbeschikkingstelling bij Rabobank te blijven werken. De omstandigheid dat werknemer desondanks wel voor Rabobank is blijven werken, doet er niet aan af dat het door werknemer aan werkgever te betalen bedrag aan fees een (financiële) belemmering betreft in de zin van artikel 9a Waadi. Ten aanzien van de vraag of de (mogelijk) nietige overeenkomst afdoet aan het gezag van gewijsde van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is de kantonrechter van oordeel dat in de onderhavige omstandigheden de mogelijke strijdigheid van de overeenkomst met het ‘EU-recht’ niet afdoet aan het gezag van gewijsde van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De kantonrechter baseert zich op jurisprudentie van het HvJ EU, waarin dit herhaaldelijk is uitgesproken en waarin het belang van de ‘res judicata’ (het gezag van gewijsde) is benadrukt. Om zowel de stabiliteit van het recht en van de rechtsbetrekkingen als een goede rechtspleging te garanderen is het van belang dat rechterlijke uitspraken die definitief zijn geworden nadat daartegen geen beroep meer mogelijk is, niet meer opnieuw in geding kunnen worden gebracht. De conclusie is dat moet worden uitgegaan van het gezag van gewijsde van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 september 2017. Het gerechtshof heeft beslist dat een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan werknemer een betalingsverplichting (ter zake van fees) heeft jegens werkgever. Die beslissing heeft ook in de onderhavige procedure bindende kracht. De buitengerechtelijke vernietiging van werknemer bij brief van 1 september 2017 heeft derhalve geen effect gesorteerd. De vorderingen van werknemer worden afgewezen.

  • Instantie: Rechtbank Gelderland
  • Datum uitspraak: 22-08-2018
  • Roepnaam: werknemer/werkgever
  • Zaaknummer: 6494368 \ CV EXPL 17-14659 \ 406 \ 529
  • Nummer: AR-2018-0986
  • Onderwerpen: Overige
  • Trefwoorden: belemmeringsverbod, strijd met EU-recht, overeenkomst, gezag van gewijsde, Waadi, zzp'er, terbeschikkingstelling en detachering