Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 31 augustus 2018
ECLI:NL:RBDHA:2018:10910
werknemer/Asta Leisure Group B.V.
Feiten
Werknemer is per 17 november 2012 in dienst getreden bij Asta Leisure Group B.V. (hierna: ‘Asta’). Op 9 februari 2017 is werknemer arbeidsongeschikt geraakt. Bij brief van 28 maart 2018 bericht Asta aan werknemer dat de loondoorbetaling met ingang van 22 maart 2018 wordt stopgezet, omdat werknemer de op hem rustende re-integratieverplichtingen niet nakomt. Bij brief van 21 maart 2018 heeft de gemachtigde van werknemer aan Asta verzocht om een kopie van het personeelsdossier van werknemer. Werknemer vordert de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om Asta te veroordelen om binnen 3 werkdagen na het in deze te wijzen vonnis de loonstop op te heffen, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan werknemer te betalen het brutoloon over de maanden maart tot en met augustus 2018 ad € 7.280 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, en Asta te gebieden om de arbeidsovereenkomst van werknemer te respecteren en het loon van werknemer maandelijks tijdig te voldoen en om aan werknemer over te leggen de door hem gevraagde, maar nog niet ontvangen stukken uit zijn personeelsdossier en een opgave van de gegevens die Asta van werknemer verwerkt.
Oordeel
Uit de aard van de vordering volgt reeds een spoedeisend belang. Indien een werkgever een loonstop aankondigt, dan dient hij daarbij duidelijk aan te geven wat de redenen voor die loonstop zijn. In de brief van 28 maart 2018 wordt werknemer verweten dat hij niet meewerkt aan mediation en dat hij daarom niet voldoet aan zijn re-integratieverplichtingen. Hieruit volgt dat indien werknemer mee zal werken aan mediation, hij (weer) aan zijn re-integratieverplichtingen zal voldoen en de loonstop zal worden opgeheven. Werknemer heeft op 27 maart 2018 aangegeven aan mediation te willen meewerken, zodat hij op dat moment aan zijn re-integratieverplichtingen voldeed. Dat is diezelfde dag aan Asta gemeld. Voor zover de loonstop voor die tijd al terecht is opgelegd, geldt dat deze na 27 maart 2018 weer opgeheven had moeten worden. Asta heeft gesteld dat de loonstop per 1 april 2018 is ingegaan, en niet per 22 maart 2018, en ter zitting is dit door werknemer ook erkend. Vóórdat de loonstop is ingegaan voldeed werknemer dus al aan zijn re-integratieverplichtingen. Nu de loonstop is ingegaan per 1 april 2018, kan in het midden blijven door wiens toedoen er in de periode tussen 22 maart 2018 en 27 maart 2018 geen mediation heeft plaatsgevonden. Dit leidt ertoe dat Asta de loonstop niet had mogen doorvoeren. Nu werknemer heeft erkend dat de loonstop pas op 1 april 2018 is ingegaan, zal de vordering tot loondoorbetaling over de periode april tot en met augustus 2018 worden toegewezen. Ten aanzien van de afgifte van het personeelsdossier geldt dat Asta aanvoert dat de stukken waarvan werknemer nu een kopie vraagt al eerder aan hem zijn verstrekt of dat hij met de gegevens die daarin staan bekend is of moet zijn. Dit behoort echter niet tot de uitzonderingen genoemd in artikel 41 UAVG. Bekendheid met gegevens is geen grond voor het niet verstrekken van stukken. Verder is in lid 3 van artikel 15 AVG vastgelegd dat voor het verstrekken van bijkomende kopieën geen andere kosten in rekening mogen worden gebracht dan een redelijke vergoeding op basis van de administratieve kosten. Daaruit volgt dat de betrokkene ook om een kopie kan vragen van stukken die al eerder (ooit eens) zijn verstrekt. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werknemer dan ook een rechtmatig belang bij afgifte van de stukken in zijn personeelsdossier die hem niet reeds na zijn verzoek in april 2018 zijn verstrekt. De kantonrechter is tevens van oordeel dat werknemer daarbij een spoedeisend belang heeft. Hij heeft een conflict met zijn werkgever en het is voor hem van belang om te weten wat er in zijn personeelsdossier zit. Asta heeft de wettelijke termijn van één maand niet in acht genomen en zonder bevel van de kantonrechter is niet te verwachten dat zij werknemer binnen een redelijke termijn zal geven waarop hij recht heeft. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, acht de kantonrechter aangewezen.