Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Goudse Schadeverzekeringen N.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 11 september 2018
ECLI:NL:GHDHA:2018:2286

werknemer/Goudse Schadeverzekeringen N.V.

Om arbeidsongeschiktheid definitief te kunnen vaststellen is onderzoek door deskundige nodig. Onjuist is de stelling dat in onderzoeksrapport nimmer conclusies ten aanzien van verleden kunnen worden getrokken.

Feiten

Werknemer exploiteert een autoglasservicebedrijf en is sinds 2010 tegen de gevolgen van beroepsarbeidsongeschiktheid verzekerd bij De Goudse. Op basis van de polis bestaat recht op een uitkering bij een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer. Op of omstreeks 17 december 2013 heeft werknemer zich arbeidsongeschikt gemeld vanwege artrose aan de nekwervels. Nadat de wachttijd was verstreken verstrekte De Goudse een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan werknemer, tot 25 november 2014 gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 65-80%. In een rapport van 14 november 2014 heeft de arbeidsdeskundige deze arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 25%. Naar aanleiding daarvan heeft De Goudse werknemer bij brief van 25 november 2014 meegedeeld dat zijn recht op uitkering is vervallen. Bij brief van 29 september 2016 heeft De Goudse aan verzekeringsarts X (hierna: ‘de verzekeringsarts’) opdracht gegeven om de belastbaarheid voor arbeid van werknemer opnieuw te beoordelen. Partijen hebben vervolgens enige tijd met elkaar gecorrespondeerd over de orthopedische expertise. In een e-mailbericht van 6 april 2017 heeft De Goudse aan de advocaat van werknemer meegedeeld dat het traject van herbeoordeling met betrekking tot werknemer nog niet is voltooid en dat er nog geen uitsluitsel over de juiste mate van arbeidsongeschiktheid van werknemer is, zodat De Goudse niet bereid is het verzoek van de advocaat van werknemer (tot een uitkering te betalen) in te willigen. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis toegewezen de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van € 3.125 bruto per maand (gebaseerd op 65-80% arbeidsongeschiktheid) vanaf 8 februari 2017, onder aftrek van het reeds door De Goudse betaalde, totdat uit nader onderzoek is gebleken dat op werknemer een ander percentage van arbeidsongeschiktheid dan 65-80% van toepassing is, een en ander onder de voorwaarde dat bij de uiteindelijke vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage van werknemer de aan hem verstrekte uitkering daadwerkelijk van hem kan worden teruggevorderd of kan worden verrekend met een eventuele toekomstige aan hem te verstrekken uitkering.

Oordeel

Het hof overweegt als volgt. In het bestreden vonnis is bepaald dat De Goudse bij wege van voorlopige voorziening vanaf 8 februari 2017 aan werknemer een uitkering moet betalen op basis van 65-80%, de op één na hoogste ao-klasse, hetgeen resulteert in een bedrag van € 3.125 bruto per maand. De vraag is of thans, zonder nader onderzoek, met grote mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat in een bodemprocedure een hogere uitkering zal worden toegekend. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Om definitief te kunnen vaststellen welke uitkering moet worden betaald, is naar het oordeel van het hof (in ieder geval) nader onderzoek nodig door een arbeidsdeskundige. Ook als juist is – zoals werknemer stelt – dat artikel 18 van de polisvoorwaarden, dat kort gezegd bepaalt dat de mate en duur van de arbeidsongeschiktheid door De Goudse wordt vastgesteld aan de hand van gegevens van door haar aangewezen deskundigen, een oneerlijk beding is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG, geldt dat in een bodemprocedure, indien nodig na benoeming van (een) deskundige(n), zal moeten worden vastgesteld op welke uitkering werknemer op basis van de door hem gesloten verzekeringsovereenkomst recht heeft. Het hof acht, op basis van hetgeen naar voren is gebracht, thans nog onvoldoende aannemelijk dat die beoordeling zal meebrengen dat werknemer in de ao-klasse 80-100% valt. Gelet op de betaling van de (voorwaardelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering van 40% die De Goudse aan werknemer over deze periode heeft betaald, acht het hof het restitutierisico niet zodanig groot dat dit aan toewijzing van de gevorderde betaling van het hogere bedrag van € 3.125 bruto per maand (gebaseerd op 65-80% arbeidsongeschiktheid) in de weg staat. Het hof is van oordeel dat de voorwaarde zoals geformuleerd door de voorzieningenrechter niet tot gevolg mag hebben dat de rechterlijke uitspraak waarbij een voorschot wordt toegekend, ongedaan kan worden gemaakt door een eenzijdig door De Goudse op te laten stellen advies over de mate van arbeidsongeschiktheid van werknemer. Gelet op het voorgaande kan het bestreden vonnis niet in stand blijven en moet het gedeeltelijk worden vernietigd.