Naar boven ↑

Rechtspraak

Oranje Nutrition B.V./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 17 september 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:8278

Oranje Nutrition B.V./werknemer

Verklaring voor recht in verzoekschriftprocedure. In hoger beroep voert werkgever aan dat de tussen partijen gesloten (eerste) arbeidsovereenkomst door tijdsverloop is geëindigd. Verweer van werknemer, dat nadien tussen partijen een tweede arbeidsovereenkomst met langere looptijd is overeengekomen, slaagt niet. Wettelijke verhoging wordt niet gematigd en toekenning van aanzegvergoeding. Geen belang meer bij artikel 843a Rv.

Feiten

In een overwegend Nederlandstalig document met als opschrift 'Arbeidsovereenkomst bepaalde tijd' – hierna veelal: de eerste arbeidsovereenkomst – dat is gedateerd 16 augustus 2016, staan als partijen genoemd Nutrition, vertegenwoordigd door B, en werknemer. In een eveneens overwegend Nederlandstalig document gedateerd 29 april 2017 met als kop 'Arbeidsovereenkomst bepaalde tijd' – hierna veelal: de tweede arbeidsovereenkomst – staan dezelfde partijen vermeld als in de eerste arbeidsovereenkomst. Op 18 september 2017 is werknemer door Nutrition op staande voet ontslagen. De Belastingdienst heeft bij aan Nutrition gerichte beschikking van 4 augustus 2017 beslist dat voor werknemer voor de periode vanaf 1 mei 2017 tot en met 30 april 2025 de zogeheten 30%-regeling ingekomen werknemers van toepassing is. Werknemer heeft bij de kantonrechter twee verzoeken ingediend, kort samengevat tot vernietiging van het ontslag op staande voet, dan wel een aanzegvergoeding wegens schending van de aanzegverplichting. De kantonrechter heeft op het verzoek van werknemer het aan hem gegeven ontslag op staande voet vernietigd. Voorts heeft de kantonrechter geoordeeld dat Nutrition onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de tweede arbeidsovereenkomst een schijnconstructie is geweest. Vervolgens heeft de kantonrechter op het verzoek van werknemer Nutrition veroordeeld tot betaling van het loon.

Oordeel

Het geschil in hoger beroep is (uiteindelijk) beperkt tot het beantwoorden van de vraag of de arbeidsovereenkomst door tijdsverloop hetzij op 1 oktober 2017 hetzij op 1 mei 2018 is geëindigd, of loon over oktober 2017 is verschuldigd en of de kantonrechter de wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon over de maanden augustus tot en met oktober 2017 had dienen te matigen. Mede gelet op hetgeen door partijen ter zitting is verklaard, stelt het hof het volgende vast. B is in de zomer van 2016 in contact gekomen met werknemer. Uiteindelijk zijn B namens Nutrition en werknemer in ieder geval mondeling overeengekomen een dienstverband als productontwikkelaar voor de duur van een jaar, ingaande 1 oktober 2016, en een salaris van € 4.280 bruto per maand. Werknemer voert verder als verweer aan dat partijen in mei 2017 ter vervanging van de eerste arbeidsovereenkomst een nieuwe (tweede) arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen, ingaande 1 mei 2017. Het hof stelt voorop dat werknemer ter ondersteuning van zijn verweer zich beroept op feiten en omstandigheden die meebrengen dat de door Nutrition ingeroepen rechtsgevolgen met betrekking tot de eerste arbeidsovereenkomst niet meer gelden. Daarmee voert werknemer een bevrijdend verweer, waardoor ingevolge artikel 150 Rv op werknemer de bewijslast rust. Gelet op de gemotiveerde en onderbouwde betwisting door Nutrition is onvoldoende aannemelijk geworden dat werknemer met Nutrition een tweede arbeidsovereenkomst is aangegaan ter vervanging van de eerste arbeidsovereenkomst. Het voorgaande leidt ertoe dat het verweer van werknemer wordt verworpen en de eerste arbeidsovereenkomst tussen partijen geldt, zodat die arbeidsovereenkomst op 1 oktober 2017 door tijdsverloop is geëindigd. Grief 2 slaagt daardoor. De verzochte verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst op 1 oktober 2017 is geëindigd zal worden toegewezen; het gevorderde loon over oktober 2017 zal alsnog worden afgewezen. Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 7:625 BW de werknemer bij niet tijdige betaling van het loon door de werkgever aanspraak heeft op een verhoging wegens de vertraging in de loonbetaling. In dit geval heeft Nutrition de loonbetaling gestopt nadat zij werknemer op staande voet heeft ontslagen. Tegen dat ontslag op staande voet is werknemer opgekomen en de kantonrechter heeft geoordeeld, welk oordeel in hoger beroep niet (meer) ter discussie staat, dat het ontslag op staande voet ten onrechte is geweest. Het hof volgt de kantonrechter in het oordeel dat er onder deze omstandigheden geen reden is de wettelijke verhoging over het te laat betaalde salaris te matigen. Aan de voorwaarde waaronder werknemer in eerste aanleg betaling van de zogenoemde aanzegvergoeding heeft gevorderd is thans voldaan. Uit het op 18 september 2017 gegeven ontslag heeft werknemer kunnen begrijpen dat van verlenging van de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2017 geen sprake zou zijn. Niet gesteld of gebleken is dat Nutrition eerder heeft aangezegd dat de arbeidsovereenkomst op 1 oktober 2017 zal eindigen. Aan werknemer komt daarom toe een bedrag van 18/30e van een maandloon, derhalve € 2.568 bruto. Nu het hof in beroep voor recht zal verklaren dat de arbeidsovereenkomst op 1 oktober 2017 is geëindigd, heeft Nutrition bij haar verzoek ex artikel 843a Rv een belang en zal het hof dit verzoek afwijzen.