Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Ela Rotterdam B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 28 september 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:8069

werknemer/Ela Rotterdam B.V.

Afwijzing vordering tot toekenning billijke vergoeding, vergoeding voor onregelmatige opzegging en de transitievergoeding wegens verstrijken vervaltermijnen. Vordering achterstallig salaris afgewezen vanwege het niet voldoen aan de stelplicht.

Feiten

Ela is een meubelzaak in Rotterdam die meubels verkoopt, online en in de winkel. Werknemer is sinds oktober 2014 bij Ela in dienst getreden in de functie van bezorger en monteur van meubels. Werknemer verzoekt de kantonrechter Ela te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding aan werknemer ten bedrage van € 23.734,80 netto, hem een vergoeding ter zake van onregelmatige opzegging toe te kennen ten bedrage van € 1.977,90 netto en Ela te veroordelen tot betalen van de transitievergoeding aan werknemer ten bedrage van € 2.327,55 netto.

Oordeel

Werknemer heeft zich op het standpunt gesteld dat Ela de arbeidsovereenkomst eind maart 2018 heeft opgezegd door hem van de ene op de andere dag te verstaan te geven dat hij niet meer hoefde te verschijnen. Werknemer heeft te kennen gegeven dat hij de kantonrechter verzoekt een billijke vergoeding toe te kennen. Voornoemde stelling van werknemer is, temeer nu een en ander door hem ook niet nader is onderbouwd, in rechte (vooralsnog) niet komen vast te staan. Echter, ingeval het standpunt van werknemer wordt gevolgd en van de juistheid van de stelling van werknemer wordt uitgegaan is, gelet op de datum van indiening van het onderhavige verzoekschrift per fax, namelijk 18 augustus 2018, niet gebleken dat werknemer binnen de vervaltermijn van twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, het onderhavige verzoek heeft gedaan. In beginsel wordt er dan ook van uitgegaan dat de arbeidsovereenkomst daarmee eind maart 2018 tot een einde is gekomen. Hoewel partijen van mening verschillen over de omstandigheid wie van hen het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft genomen, zijn zij het erover eens dat de arbeidsovereenkomst eind maart 2018 (door een van beiden) is beëindigd. De kantonrechter is met Ela van oordeel dat daarna geen nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Weliswaar heeft Ela naar aanleiding van de brief van de gemachtigde van werknemer van 5 april 2018, zich op 5 april 2018 bereid verklaard werknemer weer toe te laten tot het verrichten van werkzaamheden, waarbij zij hem heeft opgeroepen om op 6 april 2018 zijn werkzaamheden te hervatten, doch niet gebleken is dat daarover tussen partijen algehele overeenstemming is bereikt. Immers, door werknemer zijn nadien nog aanvullende voorwaarden ten aanzien van het verrichten van de werkzaamheden gesteld, te weten dat hij eerst het door hem gestelde bedrag aan achterstallig salaris zou ontvangen. Het verrichten van werkzaamheden betreft de kern van de arbeidsovereenkomst en kan niet als een ‘ondergeschikt’ punt worden aangemerkt. Het ontbreken van overeenstemming daarover kan dan ook niet alsnog tot het oordeel leiden dat er wel een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Aan de beoordeling van het (voorwaardelijk) gegeven ontslag op staande voet op 19 juni 2018 wordt, bij het niet bestaan van een arbeidsovereenkomst op dat moment, dan ook niet meer toegekomen. Nu door werknemer niet binnen de vervaltermijn van twee maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst een verzoek bij de kantonrechter is ingediend ex artikel 7:686a lid 4 sub a, is hij niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot betaling van de billijke vergoeding en de verzochte vergoeding ter zake van onregelmatige opzegging. Hetzelfde geldt ten aanzien van de verzochte transitievergoeding, nu niet is gebleken dat het verzoek daartoe is gedaan binnen een termijn van drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Ten aanzien van het achterstallige salaris overweegt de kantonrechter als volgt. Op grond van hetgeen door werknemer naar voren is gebracht volgt dat werknemer weliswaar stelt jarenlang te weinig salaris te hebben ontvangen maar dat deze stelling onvoldoende feitelijk en concreet is gemotiveerd. Nu werknemer ten aanzien van dit deel van de vordering niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, wordt de vordering reeds om die reden afgewezen. Het verzoek van werknemer tot verstrekking van loonspecificaties (voor zover mogelijk bruto/netto) ligt ten aanzien van de periode oktober 2014 tot en met oktober 2017 voor toewijzing gereed. Dat werknemer in voornoemde periode grotendeels zwart heeft gewerkt is geen reden voor afwijzing van het onderhavige vordering nu de verplichting tot verstrekking van loonspecificaties voortvloeit uit de wet en de omstandigheid dat Ela als werkgever werknemer zwart heeft laten werken voor haar eigen rekening en risico komt. De verzochte dwangsom ligt eveneens voor toewijzing gereed.