Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 9 oktober 2018
ECLI:NL:GHDHA:2018:2593
werkneemster/Fun4Two B.V.
Feiten
Het hof verwijst voor het verloop van het geding tot dan toe naar het tussenarrest van 12 juni 2018 waarbij een comparitie (na aanbrengen) van partijen is gelast. Die comparitie van partijen is op 20 september 2018 gehouden. Ter comparitie hebben partijen toelating verzocht tot de second opinion-procedure, waartoe partijen ieder het zogenoemde SO-formulier hebben ingevuld en ondertekend. De raadsheer-commissaris heeft ter comparitie beslist dat het verzoek wordt ingewilligd.
Oordeel
Het geschil van partijen draait in essentie om de vraag wat de arbeidsomvang is van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. Een schriftelijke vastlegging ter zake ontbreekt. Werkneemster betoogt dat zij, voordat zij op 7 mei 2016 wegens arbeidsongeschiktheid uitviel, gemiddeld 27 uur per week voor Fun4Two werkzaam was. Werkneemster vordert dan ook dat Fun4Two haar arbeidsomvang bij het UWV per 1 januari 2016 corrigeert, in dier voege dat per die datum een arbeidsomvang van 27 uur per week wordt geregistreerd. Fun4Two bestrijdt dat en stelt dat werkneemster werkzaam is op basis van een (ongetekend) min-max contract, op basis waarvan zij maximaal 17,5 uur voor haar gewerkt heeft. De kantonrechter heeft bij (tussen)vonnis van 29 maart 2018, onder verwijzing naar artikel 7:610b BW, werkneemster opgedragen te bewijzen dat zij in de maanden januari t/m maart 2016 ten minste 27 uur per week voor gedaagde heeft gewerkt en dat zij het salaris dat zij daarmee verdiende, deels per bank en deels contant heeft ontvangen. Tevens heeft de kantonrechter werkneemster opgedragen te bewijzen welke bedragen zij contant ontving. De kantonrechter heeft in zijn vonnis tussentijds appèl tegen zijn uitspraak opengesteld. Werkneemster heeft van die mogelijkheid gebruikgemaakt door bij dagvaarding van 25 april 2018 (tijdig) hoger beroep in te stellen. Waar werkneemster stelt dat haar arbeidsomvang gemiddeld 27 uur per week bedraagt, is het aan werkneemster – nu Fun4Two een en ander gemotiveerd bestrijdt en het gelijk van werkneemster op grond van haar stellingen en de in dat kader door haar overgelegde producties niet zonder meer kan worden aangenomen – om van het door haar gestelde bewijs te leveren. Overeenkomstig haar bewijsaanbod dient werkneemster daartoe te worden toegelaten. Het is niet geheel duidelijk of werkneemster betoogt dat zij steeds, van aanvang af, gemiddeld 27 uur per week gewerkt heeft. Wel kan uit de stellingen van werkneemster worden afgeleid dat zij zich op het standpunt stelt dat in ieder geval op 1 januari 2016 de arbeidsomvang 27 uur per week bedroeg. Tegen die achtergrond kan artikel 7:610b BW worden toegepast, hetgeen inhoudt dat zo werkneemster erin slaagt aan te tonen dat zij gedurende de maanden oktober tot en met december 2015 gemiddeld ten minste 27 uur per week heeft gewerkt, de omvang van haar dienstverband per 1 januari 2016 wordt vermoed 27 uur per week te zijn. De bewijsopdracht dient in die zin te worden geformuleerd. De wijze van betalen en de omvang van de ontvangen (contante) betalingen maken geen deel uit van de bewijsopdracht; deze punten kunnen betrokken worden bij de bewijsvoering met betrekking tot de gestelde arbeidsomvang. Het vonnis, dat een andere bewijsopdracht formuleert, zal worden vernietigd. Het hof zal de zaak terugwijzen naar de kantonrechter te Gouda om, met in achtneming van dit arrest, de zaak verder af te doen.