Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10 oktober 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:7398
werkneemster/Sanquin Plasma Products B.V.
Feiten
Werkneemster is bij Sanquin in dienst sinds 1 mei 2017. Sanquin heeft werkneemster op 19 april 2018 bij brief op non-actief gesteld en een onderzoek naar haar gedrag aangekondigd. Bij e-mail van 30 april 2018 is aan werkneemster uiteengezet dat het onderzoek zich met name richtte op het gedrag van werkneemster ten opzichte van een andere medewerker. In diverse e-mails in juni en juli 2018 heeft werkneemster vragen gesteld naar de rechtmatigheid van het onderzoek en de verwerking van haar persoonsgegevens. Het onderzoek heeft geresulteerd in een rapport. Bij e-mail van 23 augustus 2018 heeft Sanquin aan werkneemster meegedeeld de arbeidsovereenkomst met haar te willen beëindigen. In de e-mail staat ook dat gestreefd wordt naar een beëindigingsovereenkomst en dat een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter zal worden ingediend, indien geen overeenkomst tot stand komt. Bij de e-mail is het rapport meegezonden. Op 24 augustus 2018 heeft werkneemster een klacht ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens tegen bedrijf X, dat het onderzoek heeft verricht. Ook heeft zij aangifte gedaan. Bij brief van 11 september 2018 heeft werkneemster aan Sanquin verzocht haar persoonsgegevens, waarbij gedoeld wordt op het rapport, te wissen, omdat deze volgens haar onrechtmatig zijn verkregen. Werkneemster vordert onder meer om Sanquin te verbieden het rapport met de daarin vervatte informatie over werkneemster te gebruiken en verder te verwerken.
Oordeel
Sanquin heeft onderzoek uitbesteed aan bedrijf X, een bureau dat zich met name bezighoudt met het geven van adviezen, cursussen en het doen van onderzoek op het gebied van ongewenst gedrag op de werkvloer en de zorg voor een veilig werkklimaat. Bedrijf X heeft daartoe interviews afgenomen met de betrokkenen (onder wie werkneemster) en daarvan het rapport opgemaakt. Werkneemster heeft allereerst gesteld dat de verwerking van haar gegevens onrechtmatig is, omdat bedrijf X gegevens heeft verzameld zonder te beschikken over een vergunning op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wbpr), terwijl de werkzaamheden van bedrijf X moeten worden aangemerkt als ‘recherchewerkzaamheden’ in de zin van die wet. De stelling van werkneemster kan voorshands niet zonder meer als juist worden aanvaard. Een recherchebureau is in deze wet gedefinieerd als 'een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van een beroep of bedrijf met winstoogmerk recherchewerkzaamheden verricht, voor zover die werkzaamheden worden verricht op verzoek van een derde, in verband met een eigen belang van deze derde en betrekking hebben op een of meer bepaalde natuurlijke personen'. Het is de vraag of de werkzaamheden van bedrijf X vallen onder deze noemer. Sanquin heeft onweersproken gesteld dat het Rapport in alle openheid uitsluitend is gebaseerd op interviews met betrokkenen en op door betrokkenen (met name werkneemster zelf) aangeleverde gegevens en niet op gegevens die (al dan niet heimelijk) door onderzoek van bedrijf X boven tafel zijn gekomen. Daarom kan op voorhand niet worden geconcludeerd dat het rapport vanwege de wijze van totstandkoming ervan zonder meer onrechtmatig, en daarmee niet rechtmatig in de zin van artikel 5 AVG is, zoals werkneemster heeft gesteld. Dit nog daargelaten dat de enkele omstandigheid dat bedrijf X niet over een vergunning op grond van de Wbpr beschikt, niet zonder meer meebrengt dat werkneemster op basis van de AVG van Sanquin zou kunnen eisen dat zij (de inhoud van het) rapport buiten beschouwing laat. Sanquin is immers niet degene die het Rapport heeft opgesteld en vooralsnog is niet gebleken van enig onrechtmatig handelen van Sanquin bij de totstandkoming daarvan. Sanquin heeft verder onweersproken gesteld alleen de contactgegevens van werkneemster, en geen andere persoonsgegevens, aan bedrijf X te hebben verstrekt. Zij heeft terecht gesteld daarbij een gerechtvaardigd belang te hebben, als bedoeld in artikel 6 sub f van de AVG, namelijk om een onderzoek te doen verrichten naar mogelijk ongewenst gedrag van werkneemster op de werkvloer. Anders dan werkneemster stelt, is Sanquin daarin ook transparant geweest. Tegen die achtergrond zijn voorshands evenmin aanknopingspunten te vinden dat Sanquin in strijd handelt of heeft gehandeld met de AVG.