Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 4 september 2018
ECLI:NL:GHDHA:2018:2284
werknemer/Kruiswijk Milieutechnieken B.V.
Feiten
Werknemer is van 2 december 2013 tot en met 1 juni 2014 bij Kruiswijk Milieutechnieken B.V. (hierna: Kruiswijk) in dienst geweest in de functie van algemeen medewerker. Kruiswijk is gespecialiseerd in sloop- en saneringswerkzaamheden. Begin 2014 is werknemer een ongeval overkomen waarbij hij zijn pols heeft bezeerd en waarna hij op de spoedeisende hulp is beland. Tussen partijen is in geschil of daadwerkelijk een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden en zo ja, of Kruiswijk aansprakelijk is voor de door werknemer geleden schade. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe – kort gezegd – overwogen dat is komen vast te staan dat Kruiswijk aan haar zorgverplichting heeft voldaan en dat de vraag of (en hoe) daadwerkelijk een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden, bij gebrek aan (gesteld) belang, onbeantwoord kan blijven. Werknemer komt tegen het vonnis in hoger beroep.
Oordeel
Partijen zijn het erover eens dat werknemer op 19 en 20 februari 2014 in een loods sloopwerkzaamheden moest verrichten voor Kruiswijk en dat hij in het bijzonder bezig was met het slopen van het leidingwerk in die loods. Partijen zijn het er verder over eens dat werknemer deze werkzaamheden op hoogte verrichtte. Werknemer stelt dat hem bij de uitoefening van die werkzaamheden een ongeval is overkomen doordat hij een leiding, die op een hoogte van 2 à 2,5 meter aan de muur was bevestigd, moest verwijderen, waarbij hij de bevestigingspunten met een slijptol moest doorslijpen. Op enig moment is de leiding en/of de koppeling naar beneden gevallen, op zijn rechterpols, aldus werknemer. Werknemer stelt voorts dat hij dit aan zijn leidinggevende, tevens toezichthouder op de werkplek, heeft gemeld en dat hij nadien naar de spoedeisende hulp van het Ikazia ziekenhuis in Rotterdam is gegaan waar werd geconstateerd dat er sprake was van drukpijn aan de rechterpols, dat de mobiliteit beperkt was als gevolg van die pijn en dat er sprake was van een kneuzing. Dit is door zijn leidinggevende bevestigd. Ook is het polsletsel bevestigd in een specialistenbericht van het Ikazia ziekenhuis. Naar het oordeel van het hof is hiermee voldoende aannemelijk geworden dat werknemer tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden een ongeval is overkomen en dat hij dientengevolge schade heeft geleden. Dat niemand het ongeval heeft horen of zien gebeuren of dat werknemer geen zichtbaar letsel had en/of na het ziekenhuisbezoek de volgende dag weer is komen werken, maakt dat niet anders. Werknemer hoeft de toedracht van het ongeval niet te bewijzen. Kruiswijk is dan ook in beginsel aansprakelijk, tenzij Kruiswijk aantoont dat zij haar zorgplicht is nagekomen. Het moet dan gaan om haar verplichtingen die zijn toegespitst op de aard van het ongeval zoals zich dat heeft voorgedaan. Dat betekent dat Kruiswijk niet kan volstaan met het verstrekken in algemene zin van beschermingsmiddelen aan haar werknemers en het geven van algemene instructies. Gesteld noch gebleken is dat Kruiswijk aan werknemer een specifieke werkinstructie heeft gegeven en wat daar de inhoud van was. Werknemer heeft ook geen werkbrief of werkbesprekingsformulieren ondertekend waaruit blijkt dat hij de dagelijkse instructies heeft gekregen, laat staan dat die op de door hem te verrichten (sloop)werkzaamheden zagen. Van Kruiswijk had ten minste verwacht mogen worden dat zij ter zake van de sloopwerkzaamheden op hoogte duidelijke en specifieke instructies zou hebben verstrekt wat te doen om valgevaar van die leiding en/of de koppeling die daaraan vast zat te voorkomen. Dit heeft Kruiswijk echter nagelaten. Al met al concludeert het hof dat Kruiswijk niet aan haar zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW heeft voldaan. Kruiswijk is dan ook aansprakelijk voor de door werknemer geleden schade en wordt veroordeeld tot vergoeding van die schade.