Naar boven ↑

Rechtspraak

LV POH-GGZ/LHV & InEen
Rechtbank Midden-Nederland, 13 november 2018

LV POH-GGZ/LHV & InEen

LV POH-GGZ vordert dat LHV en InEen worden veroordeeld om haar toe te laten tot de onderhandelingstafel. De vordering wordt afgewezen. LV POH-GGZ heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een groot aantal werknemers vertegenwoordigt en representatiever is. Daarnaast staan zwaarwegende belangen toelating in de weg.

Feiten

LV POH-GGZ is een vereniging die zich ten doel stelt de belangen van haar leden, als praktijkondersteuners geestelijke gezondheidszorg. LVH en InEen zijn werkgeversverenigingen. Sinds 1 januari 2014 zijn zij aan werkgeverszijde partij bij de cao Huisartsenzorg. LV POH-GGZ heeft bij de lopende cao gesommeerd om haar toe te laten tot het cao-overleg. In eerste instantie is door cao-partijen gereageerd dat POH-GGZ haar statuten moest wijzigen, in die zin dat daarin de bevoegdheid tot het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst met name is vermeld. Deze wijziging is doorgevoerd en LV POH-GGZ heeft nadere toelichting gegeven op haar verzoek en inzage verstrekt in haar ledenaantal. Reactie van cao-partijen is uitgebleven en derhalve vordert LV POH-GGZ in kort geding dat LHV en InEen worden veroordeeld om haar binnen 24 uur als partij bij de onderhandelingen toe te laten. LV POH-GGZ legt daaraan ten grondslag van LHV en InEen onrechtmatig handelen, door haar niet tot het overleg toe te laten. LV POH-GGZ meent recht te hebben op toegang, omdat zij een groot aantal werknemers vertegenwoordigt, en representatiever is dan de andere vakbonden. Zij meent verder belang te hebben bij toelating omdat de belangen van haar leden daarin momenteel onvoldoende worden behartigd. LHV en InEen voeren verweer. Volgens hen is geen sprake van spoedeisend belang. Daarnaast is de vordering volgens hen niet toewijsbaar, omdat LV POH-GGZ de stelling over haar representativiteit onvoldoende heeft onderbouwd en toelating ertoe zou leiden dat de praktijkondersteuners oververtegenwoordigd zijn. Verder zou toelating ertoe leiden dat de deur ook open moet voor een groot aantal andere beroepsorganisaties, hetgeen het cao-overleg praktisch onwerkbaar zou maken.

Oordeel

De voorzieningenrechter oordeelt allereerst dat wel sprake is van een spoedeisend belang. Bij de inhoudelijke beoordeling neemt de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat het in beginsel aan contractspartijen zelf is om te bepalen of zij een ander tot hun onderhandelingen willen toelaten. Bij een collectief arbeidsvoorwaardenoverleg geldt in die zin daarop een beperking dat indien een vakvereniging een groot aantal werknemers in de betreffende branche vertegenwoordigt en representatiever is dan de andere vakbonden, zij in beginsel recht heeft om tot de onderhandelingen te worden toegelaten. Zwaarwegende omstandigheden kunnen daaraan evenwel in de weg staan. Allereerst is derhalve van belang of LV POH-GGZ een groot aantal werknemers vertegenwoordigt en representatiever is. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. De enkele mededeling van de boekhouder met betrekking tot het aantal leden is onvoldoende. De voorzieningenrechter oordeelt bovendien dat als het aantal dat wordt aangevoerd wel klopt, nog niet kan worden geconcludeerd dat zij een groot aantal leden vertegenwoordigt. Zij vertegenwoordigt immers minder dan 2 procent van de werknemers en dat is geen groot aantal. Daarnaast kan sprake zijn van mogelijke dubbeltellingen, sommige leden zijn immers mogelijk ook lid van NVvPO. Ook met betrekking tot de representativiteit valt het niet in het voordeel van LV POH-GGZ uit. Bovendien heeft zij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de belangen van haar leden wezenlijk verschillen van die van de groep van praktijkondersteuners in het algemeen. Met betrekking tot de hoofdactiviteiten van LV POH-GGZ, die liggen op het gebied van kwaliteitsregistratie en accreditatie van opleidingen, geldt dat zij voor de verlangde inspraak bij de beoordeling van de voor haar leden in aanmerking komende opleidingen geen partij hoeft te zijn bij de cao, maar dat zij als betrokken beroepsorganisatie haar invloed kan uitoefenen. De voorzieningenrechter oordeelt dat aan LV POH-GGZ niet in beginsel het recht toekomt om tot de cao te worden toegelaten. Ook staan zwaarwegende belangen aan toelating in de weg: als zij zou worden toegelaten, zouden praktijkondersteuners immers oververtegenwoordigd zijn. De vordering van LV POH-GGZ wordt afgewezen.

  • Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
  • Datum uitspraak: 13-11-2018
  • Roepnaam: LV POH-GGZ/LHV & InEen
  • Zaaknummer: C/16/468501/ KG ZA 18/633 LH/1040
  • Nummer: AR-2018-1352
  • Onderwerpen: Overige en Representativiteit
  • Trefwoorden: cao-onderhandelingen, toelating tot onderhandelingstafel cao, toelating cao-overleg en onderhandelingen cao