Rechtspraak
werknemer/ING Bank Personeel B.V.Rechtbank Gelderland, 28 november 2018
werknemer/ING Bank Personeel B.V.
Feiten
Werknemer is met ingang van 1 september 1978 in dienst getreden van een rechtsvoorganger van ING, laatstelijk in de functie van IT Chapterlead. In de brief van oktober 2009 aan werknemer is bevestigd dat de bestaande arbeidsovereenkomst van werknemer van rechtswege overgaat in een arbeidsovereenkomst met ING Personeel VOF, die door werknemer is ondertekend. De regeling Binnenlandse dienstreizen is opgenomen in de personeelsgids van ING. Per 1 november 2017 is deze regeling gewijzigd. Dit heeft onder meer met zich gebracht dat het woon-werkverkeer niet meer in mindering hoeft te worden gebracht op de reiskostenvergoeding en op de declaratie binnenlandse dienstreis en dat de vergoeding van € 0,29 per kilometer voor binnenlandse dienstreizen is verlaagd naar € 0,19 per kilometer. Werknemer vordert onder meer voor recht te verklaren dat de eenzijdige wijziging van de regeling zakelijke dienstreis niet geldig is en ING te veroordelen tot betaling van onbelast € 0,29 per kilometer voor de afgelegde en nog af te leggen zakelijke dienstreiskilometers tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat de regeling Binnenlandse dienstreizen is opgenomen in de personeelsgids van ING en dat ING zich met een wijzigingsbeding de bevoegdheid heeft voorbehouden om daarin wijzigingen aan te brengen, die in de arbeidsovereenkomsten met meerdere werknemers doorwerken. Werknemer mocht er, nu hij aan het eenzijdig wijzigingsbeding is gebonden, niet van uitgaan dat hij gedurende zijn gehele dienstverband aanspraak zou kunnen blijven maken op dezelfde vergoeding van onkosten. Bij de vraag of sprake is van een zwaarwichtig belang aan de zijde van ING is van belang dat alle omstandigheden van het geval dienen te worden meegewogen. Eerst zal worden vastgesteld wat voor belang werknemer heeft bij instandhouding van de vorige regeling. Zijn financieel belang is in ieder geval € 946,80 per jaar. Dan moet worden vastgesteld wat het belang van ING is bij de wijziging. ING voert hiertoe aan: (1) dat de vergoeding in lijn komt met de fiscale wet- en regelgeving (de werkkostenregeling); (2) er wordt tegemoet gekomen aan de wens van werknemers om het declaratieproces te vereenvoudigen en (3) de vrije ruimte van de werkkostenregeling kan nu worden ingezet voor andere vergoedingen. Daarnaast heeft ING aangevoerd dat de COR (centrale ondernemingsraad) heeft ingestemd met de wijziging, ook nadat een compensatieregeling tot stand is gekomen voor medewerkers die er per maand meer dan € 100 op achteruit gaan. Hoewel werknemer hier niet onder valt, is hem tevens de compensatieregeling aangeboden. Daarnaast is het zo dat werknemer er ook voor kan kiezen om met het openbaar vervoer te reizen; dit wordt volledig vergoed. De drie door ING aangevoerde argumenten in samenhang met de betrokkenheid van de COR leiden naar het oordeel van de kantonrechter dan ook tot de slotsom dat er bij ING een dusdanig zwaarwichtig belang aanwezig is bij het doorvoeren van de wijziging van de regeling dat de individuele belangen van werknemer bij handhaving van de oude situatie moet wijken. De gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.