Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 3 december 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:8916
X/Afval Energie Centrale B.V.
Feiten
Op 26 november 2007 is X bij de uitvoering van de werkzaamheden op het terrein van Afval Energie Centrale B.V. (hierna: AEC) een ongeval overkomen. Op dat moment was X in dienst bij CSU Cleaning Services (hierna: CSU) en door CSU ingezet bij AEC. De arbeidsinspectie heeft een boeterapport opgemaakt waarin wordt geconcludeerd dat de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn overtreden. Daartoe heeft X zowel AEC als CSU aansprakelijk gesteld voor zijn schade. CSU heeft X vervolgens verwezen naar haar verzekeraar, Zurich Insurance (hierna: Zurich). AEC was verzekerd bij VGA Verzekeringen. Op 30 september 2009 heeft Zurich met X een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin volledige en voorbehoudloze kwijting is verleend ter zake van alle geleden en nog te lijden schade als gevolg van bovengenoemd ongeval. Begin 2013 heeft de gemachtigde van X aan AEC een brief gestuurd waarin het recht op nakoming van schadevergoedingsverplichtingen uitdrukkelijk wordt voorbehouden. AEC heeft in reactie gewezen op de vaststellingsovereenkomst. X verzoekt om voor recht te verklaren dat de vaststellingsovereenkomst geen werking heeft jegens AEC en dat de finale kwijting niet ziet op de vordering tot schadevergoeding die X heeft op AEC. AEC voert verweer dat het verzochte zich niet leent voor een behandeling binnen een deelgeschillenprocedure.
Oordeel
Uitgangspunt in een deelgeschil als het onderhavige is dat daarmee een snelle toegang tot de rechter wordt geboden om vervolgens de totstandkoming van een minnelijke regeling te bevorderen. Indien echter de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst dient deze te worden afgewezen. Daarbij moet ook worden beoordeeld of de bijdrage van de verzochte beslissing opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop. Wanneer uitvoerige bewijsvoering nodig is en/of deskundigenberichten, kan geoordeeld worden dat het geschil zich niet leent voor de deelgeschilprocedure. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken moet worden geconcludeerd dat een beslissing op hetgeen door X is verzocht in deze procedure onvoldoende kan bijdragen aan een regeling in der minne. Gebleken is immers dat er nog geen begin is van onderhandelingen tussen partijen, terwijl partijen verdeeld zijn over alles behalve het gegeven dat X een ernstig ongeval heeft gehad. Het beantwoorden van de door X voorgelegde vragen zal naar verwachting kostbaar zijn en veel tijd in beslag nemen, nu de beantwoording van het deelgeschil gepaard zou moeten gaan met nadere bewijslevering. Aangezien partijen over vrijwel geen enkel punt overeenstemming hebben bereikt, is de verwachting dat, zelfs ingeval onderhavige geschilpunten worden beantwoord, dit niet (voldoende) bijdraagt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verzoeken van X worden afgewezen.