Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Bartex B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 7 januari 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:181

werkneemster/Bartex B.V.

Opzegging arbeidsovereenkomst vanwege bedrijfseconomische redenen (a-grond) met grafisch vormgever is niet in strijd met wettelijke regels. Verzoek om toekenning van een billijke vergoeding afgewezen.

Feiten

Werkneemster is op 21 juni 2016 in dienst getreden bij Bartex B.V. De laatste functie die werkneemster vervulde, is die van grafisch vormgever. Bartex heeft de arbeidsovereenkomst vanwege bedrijfseconomische redenen met toestemming van het UWV bij brief van 26 juli 2018 opgezegd tegen 31 augustus 2018. Werkneemster verzoekt ten laste van Bartex een billijke vergoeding toe te kennen van € 30.000, omdat Bartex volgens haar geen redelijke grond had voor opzegging van de arbeidsovereenkomst.

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende gebleken dat Bartex een redelijke grond heeft voor opzegging, namelijk een bedrijfseconomische noodzaak om de arbeidsplaats van werkneemster te laten vervallen. Hiervoor is het volgende redengevend. Uit de stukken die Bartex heeft overgelegd, blijkt dat haar onderneming vanaf 2015 te maken heeft met een sterke afname van de omzet en met een toename van het verlies. De omzet was in 2015 nog ongeveer 2 miljoen euro, in 2016 ongeveer 1.4 miljoen euro en in 2017 ongeveer 1.1 miljoen euro. Het verlies is opgelopen van € 123.811 in 2016 naar € 478.988,00 in 2017. Onder die omstandigheden is het redelijk en begrijpelijk dat Bartex maatregelen neemt om op de kosten te besparen door het laten vervallen van arbeidsplaatsen. Daartoe bestond gelet op de hiervoor genoemde financiële situatie van Bartex ook een bedrijfseconomische noodzaak. Bartex heeft toegelicht dat zij ervoor heeft gekozen om de functie van werkneemster te laten vervallen, omdat dit de meest directe manier was om te bezuinigen op de kosten. De werkzaamheden van werkneemster als grafisch ontwerper kunnen volgens die toelichting namelijk op projectbasis worden uitbesteed. Daardoor wordt per jaar een besparing bereikt van ongeveer € 25.000. Verder heeft Bartex uitgelegd dat een zusteronderneming opdrachten heeft ingetrokken, waardoor verschillende grafische werkzaamheden van werkneemster zijn vervallen. Bartex heeft een e-mail van 8 juni 2018 overgelegd waaruit de intrekking van de opdrachten blijkt. De kantonrechter kan die toelichting en de uitleg van Bartex volgen. De kantonrechter overweegt verder dat de stelling van werkneemster dat Bartex in strijd handelt met het afspiegelingsbeginsel niet opgaat, nu werkneemster een unieke (en dus niet uitwisselbare) functie bekleedde. Tot slot overweegt de kantonrechter dat Bartex aan haar herplaatsingsplicht heeft voldaan. Werkneemster heeft onder meer gesteld dat er een mogelijkheid tot herplaatsing is, omdat haar werk inmiddels zou zijn overgenomen door een student-stagiair. Daarbij is volstaan met een verwijzing naar een heel korte e-mail van een ex-collega. Daarmee is die stelling van werkneemster onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Een student-stagiair verricht bovendien in het algemeen werkzaamheden die naar hun aard tijdelijk zijn en niet structureel. Gelet daarop hoeft de arbeidsplaats van de student-stagiair, voor zover daarvan al sprake is, op grond van de Ontslagregeling niet te worden betrokken bij de herplaatsing (art. 9 lid 1 sub b Ontslagregeling). Om dezelfde reden was Bartex ook niet gehouden om eerst de arbeidsrelatie met de student-stagiair te beëindigen (art. 17 Ontslagregeling). De conclusie is dat de opzegging niet in strijd is met de wettelijke regels daarvoor. Toekenning van een billijke vergoeding is alleen al daarom niet mogelijk. Afwijzing van het verzoek volgt.