Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 28 december 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:10788

werknemer/werkgeefster

Partijen twisten over de toedracht van een arbeidsongeval op een scheepswerf en de omstandigheden die daarbij een rol hebben gespeeld. Het verstrekken van een bewijsopdracht verhoudt zich niet met de aard van de deelgeschilprocedure. De door werknemer gevorderde verklaring voor recht afgewezen.

Feiten

Werknemer is in dienst van werkgeefster in de functie van eerste stuurman op een zeesleepboot. Op 4 juni 2016 is werknemer een arbeidsongeval overkomen. Werknemer was bezig om met een slijptol een stalen object op het dek van het schip te verwijderen. Tijdens die werkzaamheden sloeg de slijptol tweemaal terug en kwam daarbij in het bovenbeen van werknemer terecht, met als gevolg een wond van 10 cm lang. Hij is direct na het ongeval behandeld in het ziekenhuis en heeft zich daarna gedurende een bepaalde periode ziek gemeld. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is van rechtswege geëindigd met ingang van 1 maart 2017. Werknemer is thans werkzaam als instructeur. In het kader van het onderhavige deelgeschil heeft werknemer verzocht voor recht te verklaren dat werkgeefster aansprakelijk is voor de door werknemer geleden schade als gevolg van het arbeidsongeval.

Oordeel

Partijen twisten over zowel de feitelijke toedracht van het arbeidsongeval als de omstandigheden die daarbij een rol hebben gespeeld. Werknemer heeft verklaard dat hij op de bewuste dag aan het werk was op het schip toen de kapitein hem opdroeg een stalen object te verwijderen. De instructie die hij kreeg van de kapitein was dat hij de slijptol daarbij moest gebruiken. Werknemer, die naar eigen zeggen onervaren is met het hanteren van een slijptol, heeft in reactie hierop aan de kapitein aangegeven dat hij die opdracht niet zag zitten. De kapitein ging hier echter niet in mee en gaf de opdracht alsnog aan werknemer, aldus werknemer. Ook heeft werknemer verklaard dat werkgeefster heeft nagelaten adequate, beschermende middelen/materialen ter beschikking te stellen. Werkgeefster betwist deze feiten en omstandigheden uitdrukkelijk en geeft een andere weergave van hetgeen die bewuste dag is gebeurd. Zo zou volgens haar de kapitein niet gezegd hebben dat per se gebruikgemaakt diende te worden van de slijptol. Ook meent werkgeefster dat werknemer wel voldoende ervaring had met het werken met een slijptol, althans geacht wordt dat te hebben. Door zijn eigen onoplettendheid of onhandigheid heeft hij zichzelf verwond met de slijptol. Dat is uiterst ongelukkig, maar in dat verband valt werkgeefster niets te verwijten, aldus werkgeefster. Gelet op de uiteenlopende standpunten van partijen kunnen, zonder verder bewijs, de exacte feitelijke toedracht en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, hetgeen nodig is ter beantwoording van de vraag of werkgeefster aansprakelijk is ex artikel 7:658 BW, niet worden vastgesteld. Bewijslevering is dan ook geïndiceerd. In deze deelgeschilprocedure is daarvoor echter geen ruimte. Het verstrekken van één of meer bewijsopdrachten, met alle daarmee gepaard gaande tijd, kosten en moeite, verhoudt zich niet met de aard van de onderhavige deelgeschilprocedure. De door werknemer gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen.