Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 20 december 2018
ECLI:NL:GHDHA:2018:3662
werkneemster/Osuro Holding B.V.
Feiten
Werkneemster is op 21 april 2009 in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van Osuro Holding B.V. (hierna: ‘Osuro’). Zij was werkzaam als personal assistant/administratief medewerkster/directiesecretaresse voor de toenmalige statutair directeur, de heer X. Bij brief van 12 januari 2017 heeft ING op grond van een aantal bevindingen haar zorgen geuit aan Osuro. ING heeft in deze brief een gedetailleerde verantwoording gevraagd op korte termijn, bij gebreke waarvan zij de kredietovereenkomst met Osuro dreigde op te zeggen. Dit heeft ertoe geleid dat per 3 juli 2017 X is teruggetreden als statutair directeur, en dat in zijn plaats zijn zoon Y is benoemd. Y heeft onderzoek gedaan in de boekhouding en administratie van Osuro, waarbij hij in verband met vragen over een aantal onduidelijke financiële transacties een beroep heeft gedaan op de medewerking en de informatie van werkneemster. Op 25 oktober 2017 heeft Y aan PSG Perception Security Group opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen naar een groot aantal niet verklaarbare betalingen in 2015-2016 welke waren gedaan met de zakelijke betaalrekeningen van Osuro. Op 6 december 2017 heeft PSG een rapport uitgebracht, waarin zij op basis van rekeningonderzoeken en gesprekken met X tot de conclusie komt dat werkneemster verantwoordelijk is geweest voor de betreffende betalingen die optellen tot een geldbedrag van € 1.750.000. Op 12 december 2017 heeft Osuro werkneemster op staande voet ontslagen. Werkneemster heeft bij de kantonrechter primair gevorderd het ontslag op staande voet te vernietigen. De verzoeken van werkneemster zijn afgewezen. Tegen dit oordeel keert werkneemster zich in hoger beroep.
Oordeel
Voldoende aannemelijk is geworden dat er in 2015-2016 veelvuldig overboekingen en betalingen hebben plaatsgevonden van de zakelijke rekening van Osuro, waarvan de aard en achtergrond voor ING en voor X onduidelijk waren. Niet weersproken is dat het, zoals uit het onderzoek van PSG blijkt, gaat om een aanzienlijk bedrag van in totaal € 1.750.000. Het hof is van oordeel dat eveneens voldoende aannemelijk is geworden dat werkneemster vanuit haar functie als personal assistant/administratief medewerkster/ directiesecretaresse van de voormalige statutair directeur X beschikte over essentiële informatie met betrekking tot de aard en achtergrond van deze betalingen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit haar uitlatingen tijdens het door de heer Van den Bergh van PSG met werkneemster gevoerde gesprek op 20 oktober 2017. Voorts blijkt dit bijvoorbeeld uit het feit dat werkneemster, zoals zij ter zitting in hoger beroep heeft erkend, wist van de verslavingen van X en van de overboekingen naar de goksites. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat werkneemster, die in dienst was van Osuro, als goed werknemer gehouden was om haar volle medewerking te geven aan het onderzoek naar de overboekingen en betalingen, en om alle vragen die zij daarover kreeg van Y – op dat moment de statutair directeur van Osuro – open en naar waarheid te beantwoorden. Werkneemster had redelijkerwijs moeten begrijpen dat de vele betalingen en overboekingen naar onder meer goksites die zij – kennelijk in opdracht van X – (deels) heeft verzorgd althans heeft voorbereid, waarschijnlijk ten koste gingen van het bedrijfsvermogen van Osuro. De reden dat werkneemster geen informatie aan Y wilde verstrekken, lijkt veeleer gelegen te zijn in haar volledige loyaliteit ten opzichte van X. Daarmee miskent ze echter haar positie als werknemer van Osuro, die meebrengt dat van haar als goed werknemer mag worden verwacht dat ze in het geval van conflicterende belangen de belangen van haar werkgever laat prevaleren. Het hof verenigt zich dan ook met het oordeel van de kantonrechter dat Osuro werkneemster terecht een ernstig verwijt heeft gemaakt van het bij voortduring niet verstrekken van informatie en achtergronden daarvan, en dat werkneemster aldus hardnekkig heeft geweigerd te voldoen aan redelijke bevelen en opdrachten van Osuro en grovelijk de plichten heeft veronachtzaamd die de arbeidsovereenkomst haar oplegt. Aan het door Osuro aan werkneemster gelegen ontslag lag een dringende reden ten grondslag. Dat dit ontslag niet onverwijld is gegeven ziet het hof niet in. Osuro heeft werkneemster tijdig in de gelegenheid gesteld om vóór 12 december 2017, 12:00 uur, schriftelijk te reageren op het op 6 december 2017 gedateerde onderzoeksrapport van PSG. Op het moment dat duidelijk werd dat ook toen geen reactie van werkneemster kwam, heeft Osuro werkneemster onverwijld ontslagen.