Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 24 januari 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:626
werknemer/stichting Meandergroep Zuid-Limburg
Feiten
Met ingang van 1 januari 2018 is werknemer op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij Meander in de functie van Verzorgende plus. Werknemer heeft zich op 15 augustus 2018 ziek gemeld wegens griepklachten en heeft op 25 augustus 2018 zijn werkzaamheden hervat. Op 26 augustus 2018 heeft werknemer aangegeven dat het niet goed gaat en dat hij, om te voorkomen dat hij ontslagen gaat worden, zijn ontslag indient. Op 29 augustus 2018 heeft werknemer nogmaals medegedeeld dat hij de arbeidsovereenkomst met Meander wilde opzeggen. Werknemer heeft het standpunt ingenomen dat Meander hem heeft bewogen zelf ontslag te nemen, dat zij hem niet op de risico’s/nadelige gevolgen daarvan gewezen heeft noch op de mogelijkheden zich hierover eerst te laten adviseren. Werknemer heeft voorts gesteld dat Meander dit alles gedaan heeft om gemakkelijk van een zieke werknemer af te komen. Een en ander duidt op slecht werkgeverschap en misbruik van omstandigheden. Werknemer beseft nu pas dat hij geen ontslag heeft willen nemen en dat hij zich, omdat hij op dat moment door zijn psychische klachten zijn eigen werk niet meer aankon, ziek had moeten melden. Werknemer verzoekt voor recht te verklaren dat hij tijdig een beroep heeft gedaan op de vernietigbaarheid van het ontslag en de arbeidsovereenkomst niet is opgezegd.
Oordeel
De stelling van werknemer dat hij de arbeidsovereenkomst niet ‘ondubbelzinnig’ heeft opgezegd wordt verworpen. Het e-mailbericht van werknemer, de schriftelijke en ondertekende verklaring van werknemer alsmede zijn mededeling tijdens het exitgesprek die dag dat hij ontslag wilde nemen, laten, in onderlinge samenhang bezien, geen ruimte voor een andere interpretatie van werknemers verklaringen. Werknemer voert verder aan dat hij onder invloed van een geestelijke stoornis de arbeidsovereenkomst opgezegd heeft en dat hij de consequenties van de opzegging toen niet kon overzien. Werknemer heeft echter niet aangetoond dat hij ten tijde van de opzegging onder invloed van een geestelijke stoornis verkeerde. Hieruit volgt dat de opzegging niet op grond van artikel 3:34 BW vernietigbaar is. Werknemer beoogt ook aan te voeren dat de opzegging door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Hij wijst erop dat hij ten tijde van de opzegging psychische klachten had als gevolg van de zorg(en) voor (over) zijn moeder en dat hij geen andere uitweg zag dan ontslag te nemen omdat het hem allemaal te veel werd. Volgens werknemer heeft Meander hem ‘bewust op het verkeerde been gezet om zich op een gemakkelijke manier van een zieke werknemer af te helpen’. De kantonrechter oordeelt als volgt. Zelfs indien aangenomen moet worden dat werknemer door zijn abnormale geestestoestand werd bewogen tot de opzegging van de arbeidsovereenkomst, dan nog heeft hij volstrekt niet aangetoond dat Meander dit wist of moest begrijpen of dat Meander de opzegging heeft bevorderd. Meander wist weliswaar dat de moeder van werknemer voor de tweede keer ziek was, maar op geen enkel moment heeft werknemer bij Meander gemeld dat de combinatie van de zorg voor zijn moeder en zijn werkzaamheden bij Meander hem te veel werd. Meander stelt verder dat zij tijdens het gesprek gewezen heeft op de financiële gevolgen van de opzegging. Ook is gevraagd of hij zeker wist dat hij ontslag wilde nemen en is hij toen gewezen op de mogelijkheid om zorgverlof op te nemen. Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat Meander werknemer heeft bewogen tot het nemen van ontslag. Werknemer stond niet meer als ziekgemeld te boek ten tijde van de opzegging van de arbeidsovereenkomst. De stelling van werknemer dat Meander de opzegging heeft bevorderd om zo van een zieke werknemer af te komen, moet dus eveneens als onjuist van de hand worden gewezen. Gelet op alle voorgaande overwegingen is de opzegging niet vernietigbaar op grond van artikel 3:44 lid 4 BW en worden de vorderingen van werknemer afgewezen.