Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting VUmc
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 februari 2019
ECLI:NL:RBAMS:2019:1471

werkneemster/Stichting VUmc

Vordering tot wedertewerkstelling van laboratoriumspecialist in kort geding toegewezen. Op non-actiefstelling lijkt vooral ingegeven bij wijze van voorstadium op het door VUmc gewenste vertrek van werkneemster uit de organisatie. VUmc loopt daarmee vooruit op ontbindingsverzoek.

Feiten

Werkneemster is op 1 januari 2009 bij de stichting Stichting VUmc (hierna: VUmc) in dienst getreden. Vanaf 2017 zijn problemen ontstaan tussen werkneemster en haar direct leidinggevende, X. Door middel van verschillende gesprekken en mediation is getracht deze problemen op te lossen. Dit is niet gelukt. In november 2018 heeft werkneemster met haar collega Y gesprekken gevoerd met enkele medewerkers van VUmc, die door medewerkers als intimiderend en manipulerend zijn ervaren. Naar aanleiding van de gesprekken heeft VUmc werkneemster vrijgesteld van werkzaamheden, hetgeen later is omgezet in een op non-actiefstelling. Op 22 januari 2019 heeft VUmc een ontbindingsverzoek ingediend. Werkneemster vordert in kort geding dat VUmc werkneemster binnen 24 uur na het in deze procedure te wijzen vonnis, weder te werk stelt. Verder vordert werkneemster dat VUmc uiterlijk 24 uur voor de beoogde werkhervatting een bericht zal verspreiden over de werkhervatting en werkneemster binnen 24 uur rehabiliteert door een gecorrigeerde interne mededeling waarin vermeld staat dat werkneemster haar functie met onmiddellijke ingang zal hervatten, waarbij werkneemster verzoekt om aan al deze drie vorderingen een dwangsom te verbinden.

Oordeel

Tussen werkneemster en haar leidinggevende bestaat weinig vertrouwen. X heeft met meer medewerkers van VUmc problemen, waaronder Y. X als Y hebben beiden hun leidinggevende taken tijdelijk overgedragen. VUmc stelt dat zij een definitief gebrek aan vertrouwen heeft ten aanzien van werkneemster. Dit stoelt VUmc op gesprekken die werkneemster en Y met enkele medewerkers van het laboratorium hebben gevoerd. Er zal vooralsnog van uit worden gegaan dat de gesprekken als intimiderend en manipulerend aan te merken kunnen zijn geweest. De vraag is vervolgens of een leidinggevende die zich aan stemmingmakerij schuldig maakt, zoals VUmc stelt, op non-actief moet worden gesteld. VUmc meent zelf dat dit kennelijk niet in alle gevallen zo is, doordat deze maatregel bij Y niet is toegepast. Er moet dus meer aan de hand zijn. VUmc heeft toegelicht dat zij meent dat de moeizame relatie van werkneemster en X in het verleden maakt dat een op non-actiefstelling noodzakelijk is. Voor het rechtvaardigen van een dergelijke zware disciplinaire maatregel zou mogelijk aanleiding kunnen zijn als werkneemster eerder soortgelijk gedrag heeft vertoond. In het arbeidsverleden van werkneemster zijn evenwel geen eerdere incidenten te ontwaren, waarin werkneemster zich op vergelijkbare wijze als haar nu wordt verweten heeft gedragen. Evenmin is gebleken dat werkneemster al eerder een waarschuwing of een andere disciplinaire maatregel heeft ondergaan. VUmc heeft ook niet duidelijk gemaakt waarom een minder verstrekkende maatregel niet mogelijk was. Hierbij wordt mede in overweging genomen dat VUmc werkneemster een gekend en gewaardeerd laboratoriumspecialist noemt. De op non-actiefstelling lijkt vooral te zijn ingegeven bij wijze van voorstadium op het door VUmc gewenste vertrek van werkneemster. Daarmee loopt VUmc vooruit op de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daarbij speelt mee dat VUmc al op 5 december 2018 heeft aangekondigd tot indiening van een verzoekschrift te zullen overgaan, maar dit pas op 22 januari 2019 heeft gedaan. Het uitvoeren van de bedongen werkzaamheden is een wezenlijk belang van elke werknemer. Partijen zullen in gesprek moeten gaan, hoe de terugkeer naar de werkvloer zal worden vormgegeven. Zij zullen afspraken moeten maken over de wijze waarop bekend zal worden gemaakt dat werkneemster haar werkzaamheden weer zal hervatten. De vorderingen van werkneemster worden toegewezen, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag met een maximum van € 50.000.