Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 19 maart 2019
ECLI:NL:GHDHA:2019:602
werknemer/Vereniging Focwa Schadeherstel
Feiten
Werknemer is sinds 1 januari 1999 in dienst getreden bij Focwa. Onderdeel van zijn arbeidsvoorwaarden was een leaseauto en hij maakte gebruik van een laptop die door Focwa ter beschikking was gesteld. Op 22 december 2014 is werknemer per direct op non-actief gesteld en is hem verzocht de laptop in te leveren. Werknemer heeft dit aanvankelijk geweigerd, maar uiteindelijk op 18 februari 2015 alsnog gedaan. Werknemer heeft in kort geding wedertewerkstelling gevorderd, hetgeen is toegewezen. Focwa heeft werknemer echter ook na betekening van dat vonnis niet willen toelaten en werknemer op 15 april 2015 per brief op staande voet ontslagen. Werknemer heeft een kort geding aanhangig gemaakt en stelt dat de reeds opgelegde dwangsom kennelijk onvoldoende prikkel tot nakoming vormde en het ontslag onterecht is gegeven. Werknemer heeft verhoging van de opgelegde dwangsom en doorbetaling van zijn loon gevorderd. Focwa voert verweer en stelt dat sprake was van nieuwe feiten en omstandigheden die een ontslag op staande voet rechtvaardigden. In eerste aanleg is de vordering tot doorbetaling van het loon toegewezen, maar verhoging van de dwangsom niet. In reconventie wordt werknemer veroordeeld de van de laptop gewiste en door hem bewaarde bestanden af te geven. Werknemer komt op tegen de beschikking. Hangende het hoger beroep heeft werknemer aan Focwa medegedeeld dat hij zich neerlegt bij het ontslag op staande voet, maar niet bij de daaraan ten grondslag gelegde feiten.
Oordeel
Nu werknemer zich neerlegt bij het ontslag als zodanig, is het uitgangspunt dat de arbeidsovereenkomst per 15 april 2015 is beëindigd en zijn de door werknemer in eerste aanleg ingestelde vorderingen niet meer toewijsbaar. Anders dan Focwa meent, heeft werknemer nog wel belang bij hoger beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad levert voor een partij die in eerste aanleg in de kosten werd veroordeeld, deze veroordeling een voldoende belang op bij het instellen van hoger beroep tegen die uitspraak. Dat in eerste aanleg de proceskosten zijn gecompenseerd maakt dat niet anders. Om te kunnen oordelen over de proceskostenveroordeling, dient het hof te onderzoeken of de vorderingen die in eerste aanleg voorlagen, terecht zijn toe- of afgewezen, met inachtneming van het in appèl gevoerde debat. Werknemer klaagt dat de kantonrechter in reconventie ten onrechte de vordering tot afgifte van de van de laptop gewiste bestanden met bedrijfsgegevens heeft toegewezen. Deze grief faalt reeds omdat in de toelichting daarop niet meer wordt aangevoerd dan dat inmiddels aan die veroordeling zou zijn voldaan. Een steekhoudend betoog waarom de veroordeling zelf onjuist zou zijn, kan daarin niet worden gelezen. Het incidenteel appèl treft doel. Nu de arbeidsovereenkomst door berusting per 15 april 2015 is beëindigd, is er vanaf die datum geen rechtsgrond meer voor verdere loondoorbetaling. De veroordeling tot loonbetaling vanaf die datum kan om deze reden niet in stand blijven en Focwa mag dit als onverschuldigd terugvorderen. Werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep.