Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 16 april 2019
ECLI:NL:GHDHA:2019:693
werknemer/Krohne Nederland B.V.
Feiten
Werknemer is sinds 8 maart 2010 in de functie van monteur 2 bij Krohne werkzaam. In 2011 heeft werknemer last gekregen van zijn onderrug. In 2015 zijn de klachten verergerd. Werknemer is in augustus 2015 arbeidsongeschikt geraakt voor zijn eigen werkzaamheden. De bedrijfsarts heeft werknemer per 9 januari 2017 volledig arbeidsgeschikt geacht. Op 27 juli 2017 heeft werknemer zich wederom ziek gemeld wegens rugklachten. In september 2017 heeft werknemer weer 4 uur per dag gewerkt. Uiteindelijk zou werknemer op 23 oktober 2017 weer volledig aan het werk kunnen volgens de bedrijfsarts. Werknemer heeft uiteindelijk op eigen initiatief pas op 30 oktober 2017 zijn werk hervat, voor een halve dag in plaats van een hele. Krohne heeft werknemer medegedeeld dat hij op 6 november 2017 wordt verwacht op het werk te verschijnen. Omdat werknemer niet op werk is verschenen, heeft Krohne per direct het loon stopgezet. Werknemer heeft in kort geding in eerste aanleg betaling van het achterstallige salaris gevorderd vanaf 6 november 2017. Hij heeft onder meer aangevoerd dat hij arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk, dat hij wel aangepast werk kan doen, maar dat Krohne hem in de praktijk gewoon zijn oude werk heeft laten doen. De kantonrechter heeft de vordering van Krohne afgewezen, omdat werknemer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door Krohne aangeboden werkzaamheden niet passend zijn. Werknemer is op 15 januari 2018 weer aan het werk gegaan, waarna de loonbetaling is hervat. In hoger beroep heeft werknemer geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot toewijzing van zijn vorderingen. Het hof constateert dat, nu werknemer op 15 januari 2018 zijn werkzaamheden weer heeft hervat, zijn vordering beperkt is tot de periode 6 november 2017 - 15 januari 2018.
Oordeel
Tussen partijen staat vast dat werknemer arbeidsongeschikt was voor zijn eigen werk, maar dat hij wel aangepaste werkzaamheden kon verrichten. De beperkingen die zijn omschreven komen in grote lijnen overeen met de beperkingen die zijn genoemd in de brief van de bedrijfsarts en de plannen van aanpak die in het kader van de eerdere ziekteperiode van 2015 tot (begin) 2017 zijn opgesteld. Het hof heeft in het dossier echter geen plannen van aanpak aangetroffen die zien op de periode na de ziekmelding van 27 juli 2017. In het dossier ontbreekt ook een omschrijving welke aangepaste werkzaamheden werknemer in het kader van zijn re-integratie zou kunnen en/of moeten doen. In het kader van het deskundigenoordeel van het UWV heeft Krohne aan het UWV toegelicht wat de aangeboden arbeid volgens haar zou zijn. In hoger beroep heeft Krohne toegelicht dat de aanpassingen aan de werkzaamheden van werknemer vooral inhielden dat werknemer hulp van collega’s kon vragen voor werkzaamheden die te belastend voor hem waren. Het is voor het hof vooralsnog niet duidelijk of de hiervoor genoemde aanpassingen afdoende zijn om tegemoet te komen aan de beperkingen die werknemer heeft ter zake van het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Het hof is van oordeel dat het op de weg van Krohne had gelegen om het plan van aanpak over te leggen dat in september 2017 opgesteld had moeten zijn in verband met de ziekmelding van 27 juli 2017. Ook ontbreekt een concrete beschrijving welke specifieke werkzaamheden behorend tot de functie van werknemer al dan niet passend voor hem waren. Aldus kan niet worden vastgesteld of de werkzaamheden die werknemer verrichtte passend voor hem waren. Deze omstandigheid komt voor risico van Krohne. Aldus wordt er in dit kort geding van uitgegaan dat Krohne niet voldaan heeft aan de re-integratieverplichtingen als bedoeld in artikel 7:658a BW. Het hof acht voorshands aannemelijk dat de door Krohne aangeboden werkzaamheden niet passend waren, omdat Krohne onvoldoende heeft onderbouwd dat zij de oorspronkelijke werkzaamheden van werknemer voldoende heeft aangepast aan zijn beperkingen. Dit brengt mee dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. Het hof zal de vordering tot betaling van het loon van werknemer toewijzen over de periode 6 november 2017 tot 15 januari 2018.