Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 25 februari 2019
ECLI:NL:RBDHA:2019:1632
werknemer/Haaklink B.V.
Feiten
Werknemer is op 1 december 2003 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Haaklink B.V. (hierna: Haaklink). Sinds mei 2017 betaalt Haaklink het salaris en vakantiegeld niet of te laat aan werknemer. Werknemer heeft diverse sommatiebrieven aan Haaklink gestuurd, waarin hij aanspraak maakte op betaling van zijn salaris. In het vonnis van 4 december 2018 heeft de voorzieningenrechter Haaklink veroordeeld tot betaling van het salaris tot en met oktober 2018. Op 24 augustus 2018 heeft werknemer zich ziek gemeld. Tussen partijen heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden. Daarin heeft de gemachtigde van werknemer enige malen gemaild de mogelijkheden van een duurzame oplossing te onderzoeken en voorgesteld een betalingsregeling te treffen. Haaklink heeft onder andere geantwoord dat zij pas kan afronden als er een duurzame oplossing is voor de situatie met werknemer. Op 18 oktober en 27 november 2018 heeft werknemer aan Haaklink verzocht het voortouw voor de door de bedrijfsarts geadviseerde mediation te nemen. Op 20 december 2018 heeft Haaklink voorgesteld mediation te laten verrichten door DAS, na in oktober te hebben gezegd dat mediation volgens haar geen zin heeft. Werknemer verzoekt de kantonrechter onder meer de arbeidsovereenkomst met Haaklink zo spoedig mogelijk te ontbinden op grond van artikel 7:671c BW.
Oordeel
Haaklink is ten tijde van de indiening van het verzoekschrift aan werknemer een bedrag verschuldigd gelijk aan het brutoloon van zeven maanden. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter een omstandigheid die maakt dat de arbeidsovereenkomst zo snel mogelijk dient te eindigen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2019. Vast staat dat Haaklink de hoofdverplichting van de werkgever, namelijk het betalen van loon, niet nakomt, ook niet nadat zij daartoe in kort geding is veroordeeld. Naar het oordeel van de kantonrechter handelt zij dan ernstig verwijtbaar. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldaan aan alle eisen voor toekenning van een transitievergoeding. De kantonrechter wijst het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding af. Daarbij speelt een rol dat de financiële situatie van Haaklink slecht is: Haaklink heeft dit in het verweerschrift gemotiveerd, onder andere met overlegging van jaarcijfers, en werknemer heeft dit erkend. Haaklink is voorts reeds veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris, niet alleen in deze procedure maar ook in kort geding. Ook dient zij een transitievergoeding te betalen. Werknemer is niet kansloos op de arbeidsmarkt, na zijn betermelding, want er is hem op 27 november 2018 een fulltime baan aangeboden. Bovendien was werknemer bij het voortduren van zijn ziekte geen 14 jaren bij Haaklink in dienst gebleven. Ook weegt de kantonrechter mee dat Haaklink een kleine werkgever is met in het half jaar voorafgaand aan het jaar van ontslag gemiddeld drie werknemers in dienst.