Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag, 16 oktober 2018
ECLI:NL:GHDHA:2018:3888
werknemer/Shell Offshore Personnel Services B.V. c.s.
Feiten
Op 1 mei 2006 is werknemer in dienst getreden bij Shell Information Technology International B.V. (hierna: SITI). Werknemer is per 31 maart 2010 overtollig verklaard. Op grond van de Landelijke Overtolligheidsregeling 2006 (hierna: LOR) heeft werknemer via het 'Begeleid Zoeken'-traject in december 2010 een functie gevonden bij een joint venture van Shell, genaamd NC Production Operations Company B.V. (hierna NCPOC). In dat kader heeft hij een arbeidsovereenkomst met Shell Offshore Personnel Services B.V. (hierna: SOPS) gesloten. Met ingang van 1 februari 2011 is werknemer overgeplaatst naar Shell International Exploration and Production B.V (hierna: SIEP). Op 4 april 2011 heeft SIEP tijdens een vergadering werknemer medegedeeld dat detachering geen doorgang zou vinden. In april 2011 heeft werknemer met zijn 'company creditcard' een bedrag betaald voor de kosten van de kostschool van zijn zoon. Bij brief van 13 juli 2011 van SIEP is werknemer wederom overtollig verklaard. Werknemer heeft opnieuw gekozen voor het 'Begeleid Zoeken'-traject. Omdat werknemer er niet in slaagde een nieuwe functie te vinden is op 18 oktober 2011 een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarna het dienstverband op 15 januari 2012 is geëindigd. Het bedrag dat werknemer met de company creditcard ten behoeve van de kostschool heeft betaald is in mindering gebracht op de beëindigingsvergoeding. Werknemer heeft in eerste aanleg bij de kantonrechter onder meer gevorderd om voor recht te verklaren dat de vaststellingsovereenkomst van werknemer met SIEP rechtmatig is vernietigd dan wel rechtmatig is ontbonden. Verder vordert werknemer dat de kantonrechter voor recht verklaart dat SIEP en SOPS onrechtmatig hebben gehandeld jegens hem. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.
Oordeel
Met betrekking tot de vorderingen tegen SIEP geldt het volgende. Werknemer stelt dat sprake is geweest van dwaling bij de totstandkoming van de beëindigingsovereenkomst. Anders dan werknemer stelt, is niet gebleken dat daadwerkelijk op korte termijn nieuwe functies zouden vrijkomen. SIEP was niet gehouden om aan werknemer, voor of ten tijde van het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst, te melden dat op termijn nieuwe vacatures zouden ontstaan. Aan werknemer komt geen beroep op dwaling toe. Werknemer voert verder aan dat SIEP tekort is geschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst door de creditcardkosten in mindering te brengen op de aan werknemer betaalde vergoeding. De stelling van SIEP dat werknemer hoe dan ook niet gerechtigd was de schoolkosten – zonder voorafgaand overleg met SIEP of SOPS – met de company creditcard te betalen heeft werknemer onvoldoende gemotiveerd betwist. De schoolkosten komen voor rekening van werknemer. SIEP was – anders dan werknemer stelt – op grond van artikel 12 van de vaststellingsovereenkomst gerechtigd de vordering op werknemer ter zake van de schoolkosten te verrekenen met de beëindigingsvergoeding. In artikel 12 van de vaststellingsovereenkomst is een bepaling omtrent finale kwijting opgenomen. Daaruit blijkt niet dat SIEP haar vordering op werknemer met betrekking tot de schoolkosten heeft prijsgegeven; enkel de werknemer verleent immers finale kwijting. Dat de aanspraak van SIEP op vergoeding van de schoolkosten is komen te vervallen, kan daaruit niet worden afgeleid. Met betrekking tot de vorderingen tegen SOPS geldt het volgende. Werknemer stelt dat de kantonrechter ten onrechte de vordering op grond van onrechtmatige daad van werknemer tegen SOPS heeft afgewezen. Ook als juist is dat SOPS onrechtmatig jegens werknemer heeft gehandeld, is geen sprake van een onrechtmatige daad. Immers, op grond van artikel 12 van de vaststellingsovereenkomst heeft werknemer finale kwijting verleend aan de werkgever en/of enig met haar gelieerde partij. Anders dan werknemer stelt kan SOPS wel degelijk worden aangemerkt als een met SIEP gelieerde partij omdat zij beide deel uitmaken van het Shell-concern. Met de vaststellingsovereenkomst heeft werknemer dus ook finale kwijting verleend aan SOPS en dit staat aan toewijzing van de vorderingen van werknemer in de weg.