Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/V.O.F. Jeruzalem
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 28 mei 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:4599

werknemer/V.O.F. Jeruzalem

Kort geding. Hof is voorshands van oordeel dat verklaring van werknemer een opzegging is, waaraan werkgever hem mag houden.

Feiten

Werknemer is op 15 december 2016 als kok in dienst getreden bij V.O.F. Jeruzalem (hierna: ‘Jeruzalem’). Bij beschikking van de kantonrechter in de Rechtbank Overijssel d.d. 31 oktober 2018 is deze arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog zou bestaan, ontbonden per 1 december 2018. Op 24 maart 2018 heeft werknemer tijdens zijn werkzaamheden aan hulpkok B verzocht een verklaring op schrift te stellen. B heeft dat gedaan en op een kladblokvel, na datum en plaats, op aangeven van werknemer geschreven: 'Ik werknemer, geef een maand opzegtermijn. Dat wil zeggen dat ik per 24 april mijn functie neerleg.' Werknemer heeft hieronder zijn naam geschreven. Volgens stelling van werknemer zelf heeft hij deze verklaring toegeworpen aan vennoot C, maar heeft deze het stuk niet opgeraapt waarna dat stuk daar enkele uren is blijven liggen. Bij zijn vertrek die avond heeft werknemer aan collega D gevraagd het briefje aan C te overhandigen, hetgeen is gebeurd. In een brief van 16 april 2018 heeft Jeruzalem meegedeeld in te stemmen met de opzegging van 24 maart 2018 waardoor de arbeidsovereenkomst op 24 april 2018 eindigt. Werknemer heeft in eerste aanleg in kort geding gevorderd dat de kantonrechter Jeruzalem veroordeelt hem weer te werk te stellen op verbeurte van een dwangsom, en loon door te betalen. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.

Oordeel

Werknemer betoogt dat geen sprake was van een opzegging, althans dat Jeruzalem dat niet zo had mogen begrijpen. Het hof verwerpt voorshands het standpunt van werknemer dat de inhoud van het geciteerde briefje geen opzegging inhoudt. De bewoordingen zijn voldoende duidelijk en ondubbelzinnig gericht op het beëindigen van de arbeidsovereenkomst per 24 april 2018. Werknemer meent dat Jeruzalem had moeten begrijpen dat hij geen ontslag wilde nemen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij op 24 maart 2018 een woordenwisseling heeft gehad met vennoot C. Gelet op zijn emotionele toestand had Jeruzalem moeten begrijpen dat hij niet bedoelde de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Jeruzalem heeft betwist dat werknemer een woedeaanval had. Uit de door Jeruzalem  ter onderbouwing overgelegde verklaringen van drie werknemers blijkt dat werknemer al geruime tijd ontevreden was en dat hij liet weten het zelf veel beter te gaan doen in zijn eigen restaurant. Daaruit blijkt niet dat werknemer het briefje heeft laten schrijven en van zijn naam heeft voorzien in een woedeaanval, en dat hij nog steeds in een emotionele toestand verkeerde toen hij D later verzocht erop toe te zien dat C dit briefje kreeg. Dat werknemer in een staat verkeerde waarin hij mogelijk niet overeenkomstig zijn wil verklaarde, is daarmee niet gebleken. Naar voorlopig oordeel van het hof had werknemer in ieder geval gedurende de avond en voor zijn vertrek op 24 maart 2018 nog alle gelegenheid om te voorkomen dat de inhoud van het briefje C bereikte. In hoger beroep heeft werknemer het standpunt ingenomen dat hij drie of vier dagen na 24 maart 2018 bij C is teruggekomen op de inhoud van het briefje. Het hof constateert dat deze stelling van werknemer in strijd is met zijn uitdrukkelijke stellingen in eerste aanleg. In de inleidende dagvaarding staat. Op zichzelf is denkbaar dat in de voorbereiding op een kort geding details over het hoofd worden gezien, maar werknemer heeft zijn nieuwe stelling in hoger beroep niet nader onderbouwd. Vooralsnog heeft het hof geen reden om aan te nemen dat werknemer niet overeenkomstig zijn wil heeft verklaard en dat Jeruzalem begreep of in de omstandigheden van dit geval heeft moeten begrijpen dat werknemer geen ontslag heeft willen nemen. Het (bevrijdend) verweer van Jeruzalem dat werknemer vrijwillig ontslag heeft genomen lijkt daarom, voorshands oordelend, gegrond.