Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 2 mei 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:5013
werknemer c.s./Nordav B.V. c.s.
Feiten
Vier werknemers waren als bemanningsleden bij Nordav B.V. in dienst op basis van zee-arbeidsovereenkomsten. In deze zee-arbeidsovereenkomsten is Nederlands recht van toepassing verklaard. Werknemers vorderen thans betaling van achterstallige gages. De laatste mededeling van Nordav is dat het financieel niet goed gaat en dat zij hoopt op een later moment de gages te kunnen betalen. Een concrete betalingsdatum is echter niet gegeven. Op grond van de verzekeringsovereenkomsten en het Maritiem Arbeidsverdrag zijn werknemers van mening dat de verzekeraar van de scheepsbeheerders van de schepen waarop zij werkzaam waren tot betaling van de achterstallige bedragen dient over te gaan.
Oordeel
Ten aanzien van Nordav
De gevorderde hoofdsom, inclusief wettelijke verhoging en wettelijke rente, is niet betwist door Nordav en komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen.
Ten aanzien van de verzekeraar
De kantonrechter stelt vast dat de verzekeraar niet is gevestigd in Nederland en werknemers ook niet in Nederland woonachtig zijn. Werknemers hebben echter aangevoerd dat de kantonrechter desondanks bevoegd is op grond van de in artikel 8 sub 1 Brussel Ibis-Vo geformuleerde bevoegdheidsregel. In artikel 8 sub 1 Brussel Ibis-Vo is bepaald dat als er meer dan één verweerder is de persoon die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats heeft ook kan worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van één hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. In onderhavige zaak heeft de verzekeraar echter betwist dat hij de verzekeraar is van de scheepsbeheerders van de schepen waarop werknemers werkzaam waren. De verzekeraar heeft ter onderbouwing van zijn betwisting twee verzekeringscertificaten overgelegd van genoemde schepen. Werknemers hebben de juistheid van deze certificaten niet betwist. Dit betekent dat het op dit moment niet aannemelijk is dat de gedaagde partij de verzekeraar is van de scheepsbeheerders. Uit de certificaten blijkt immers dat de verzekeraar als verzekeringsagent – als gevolmachtigde – van een andere verzekeraar (RSA) de certificaten heeft uitgegeven. Nu het niet aannemelijk is dat de gedaagde partij de verzekeraar is van de scheepsbeheerders, kan niet geoordeeld worden dat er een nauwe band bestaat als bedoeld in artikel 8 sub 1 Brussel Ibis-Vo tussen de vordering van werknemers op Nordav en de vordering van werknemers op de verzekeraar. De kantonrechter is derhalve niet internationaal bevoegd om van de vordering jegens de verzekeraar kennis te nemen en heeft geen rechtsmacht. De kantonrechter verklaart zichzelf op dit punt dan ook onbevoegd.