Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/gemeente Rotterdam
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 7 juni 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:5105

werknemer/gemeente Rotterdam

Loonvordering valt onder finalekwijtingsbeding in vaststellingsovereenkomst waarin aan werknemer een schadevergoeding is toegekend voor inkomensverlies na bedrijfsongeval. Finalekwijtingsbeding staat aan toewijzing loonvordering dan ook in de weg.

Feiten

Werknemer is in dienst van de gemeente Rotterdam. Hem is in 2009 een bedrijfsongeval overkomen. Partijen hebben in dat kader een schikking getroffen die is vastgelegd in een in juli 2016 ondertekende vaststellingsovereenkomst. Overeengekomen is dat de gemeente aan werknemer een vergoeding zal voldoen voor geleden en nog te lijden (im)materiële schade van in totaal € 100.000. Een deel hiervan, namelijk € 70.000, strekt tot compensatie van verlies van inkomen vanaf de ongevalsdatum. Dit bedrag is gebaseerd op een vergelijking van de situatie van het inkomen dat werknemer zou hebben genoten zonder ongeval en het feitelijk inkomen van werknemer en later (per 18 augustus 2015) de IVA-uitkering. Partijen hebben elkaar in de vaststellingsovereenkomst verder over en weer finale kwijting verleend. Werknemer stelt thans een loonvordering in, stellende dat de gemeente hem tijdens de periode waarin hij als gevolg van het bedrijfsongeval arbeidsongeschikt is geweest niet het correcte loon heeft betaald. Werknemer stelt dat hij recht had op hetzelfde salaris als in de periode voor het ongeval. Volgens de gemeente heeft werknemer het loon ontvangen waarop hij volgens de cao recht had. De gemeente erkent dat door het bedrijfsongeval sprake is geweest van een inkomensachteruitgang, maar stelt dat werknemer voor deze inkomensachteruitgang al is gecompenseerd door toekenning van een eenmalige vergoeding van € 70.000. Na ontvangst van die vergoeding heeft werknemer de gemeente finale kwijting verleend, zodat hem daarnaast geen vorderingsrecht meer toekomt, zo stelt de gemeente.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat niet valt in te zien dat partijen zijn overeengekomen om loonvorderingen vanwege niet correct betaald loon van werknemer uit te zonderen van het finalekwijtingsbeding. Indien werknemer zich het recht had willen voorbehouden om naast de ontvangen vergoeding nog loon over deze periode te vorderen dan had het op zijn weg gelegen ervoor te zorgen dat er geen enkele onduidelijkheid zou kunnen ontstaan over de reikwijdte van het finalekwijtingsbeding en wel door zijn eventuele loonaanspraken uitdrukkelijk ter sprake te brengen en in de vaststellingsovereenkomst buiten de reikwijdte van het finalekwijtingsbeding te plaatsen. Werknemer kan ook niet worden gevolgd in zijn betoog dat hij – door toedoen van de gemeente – in onduidelijkheid verkeerde over zijn loonaanspraken. Werknemer werd in 2011 en in de periode daarna bijgestaan door een juridisch deskundige die beschikte over zijn salarisspecificaties en jaaropgaven. Ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst werd hij ook bijgestaan door een arbeidsrechtadvocaat. Indien en voor zover aan de kant van werknemer enige onduidelijkheid zou hebben bestaan over zijn aanspraken, dan had het voor de hand gelegen dit ter sprake te brengen. Uit deze omstandigheden volgt dat de gemeente er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het finalekwijtingsbeding ook een loonvordering van werknemer over de betreffende periode omvat. Het finalekwijtingsbeding staat daarom aan toewijzing van de loonvordering in de weg.