Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 9 juli 2019
ECLI:NL:GHDHA:2019:1897

werknemer/werkgeefster

Werkgever moet loon betalen conform getekende arbeidsovereenkomst tot datum voorwaardelijke ontbinding. Niet aannemelijk dat eerdere versie tussen partijen geldt. Ontslag op staande voet wegens vervalsing is nietig (oud BW).

Feiten

Werknemer is blijkens een schriftelijke, door beide partijen ondertekende, arbeidsovereenkomst vanaf 2014 in dienst van Deurwaarderskantoor ‘Y’ B.V. (hierna: ‘werkgeefster’). Voor het ondertekenen van deze arbeidsovereenkomst hebben partijen onderhandeld over de voorwaarden van de overeenkomst en zijn er (concept)arbeidsovereenkomsten gewisseld. Op 9 maart 2015 heeft werkgeefster een ontbindingsverzoek ex artikel 7:685 BW (oud) ingediend. Dit verzoek is op 28 april 2015 afgewezen door de kantonrechter Rotterdam. Vervolgens heeft werkgeefster werknemer op 18 mei 2015 op staande voet ontslagen. Op 13 juli 2015 heeft de kantonrechter Rotterdam de arbeidsovereenkomst op verzoek van werkgeefster voorwaardelijk ontbonden met ingang van 14 juli 2015 zonder toekenning van een vergoeding. Werknemer heeft de kantonrechter in eerste aanleg verzocht om het ontslag op staande voet nietig te verklaren en werkgeefster te veroordelen tot betaling van achterstallig salaris. Bij vonnis van 7 juli 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat het ontslag op staande voet op goede gronden is verleend. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.

Oordeel

Partijen hebben ieder de arbeidsovereenkomst (versie 6) ondertekend. Deze arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt als een onderhandse akte als bedoeld in artikel 156 Rv die tussen partijen dwingend bewijs oplevert dat hetgeen daarin staat tussen partijen is overeengekomen. Het is aan werkgeefster om (tegen)bewijs te leveren van haar stelling dat hetgeen in de door haar getekende arbeidsovereenkomst is neergelegd, niet overeenkomt met hetgeen partijen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden waren overeengekomen. Werkgeefster heeft zulks onvoldoende aannemelijk gemaakt. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat de door partijen getekende arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2014 tussen partijen heeft gegolden. Voor wat betreft de einddatum van de arbeidsovereenkomst, 18 mei 2015 of 13 juli 2015, overweegt het hof als volgt. Aan het ontslag op staande voet van 18 mei 2015 heeft werkgeefster ten grondslag gelegd dat werknemer zowel de rechtbank als werkgeefster valselijk heeft voorgelicht, hij een productie bij het verweerschrift (in de eerste ontbindingsprocedure) heeft vervalst en de rechtbank heeft voorzien van een valselijk opgemaakt bewijsstuk. Ook ligt aan het ontslag ten grondslag dat werknemer heeft gelogen over het gebruik van Parkline voor privédoeleinden en dat hij sinds februari 2015 zijn werkdag niet om 8:30 uur aanvangt maar niet eerder dan vanaf 10:00 uur. De vraag die in dat kader resteert, is of de proceshouding van werknemer in de ontbindingsprocedure een grond voor ontslag op staande voet kan zijn. Het hof is van oordeel dat in zijn algemeenheid terughoudendheid betracht moet worden bij het aannemen van een dringende reden voor ontslag op staande voet die gegrond is op de opstelling van een werknemer in een juridische procedure waarin hij tegenover zijn werkgever staat. In het onderhavige geval levert de handelwijze van werknemer geen dringende reden voor ontslag op staande voet op, omdat niet is komen vast te staan dat sprake is van een vervalsing van de als productie 3 van het verweerschrift overgelegde e-mail noch dat werknemer de rechtbank heeft voorzien van een valselijk opgemaakt bewijsstuk. Ook de overige reden, het te laat aanvangen met de werkzaamheden en het privégebruik van Parkline, is onvoldoende ernstig om hier een dringende reden voor ontslag op staande voet op te leveren. Dit betekent dat het hof het ontslag op staande voet van 18 mei 2015 nietig zal verklaren en verder, zoals door werknemer verzocht, voor recht zal verklaren dat de arbeidsovereenkomst tot 14 juli 2015 is blijven bestaan. Werknemer is de gefixeerde schadevergoeding niet verschuldigd. De vorderingen van werknemer tot betaling van achterstallig salaris c.a. zullen worden toegewezen. De vorderingen inzake de bonus en IPad worden afgewezen.