Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 11 juli 2019
ECLI:NL:GHARL:2019:5749
werkneemster/Zorgapotheken Flevoland B.V.
Feiten
Werkneemster is in 2009 in dienst getreden van Zorgapotheken. Zorgapotheken heeft werkneemster op 6 april 2018 in verband met verdachte kastransacties, waar nader onderzoek naar zou worden gedaan, geschorst voor een periode van twee weken met behoud van loon. In de periode tussen 4 en 16 april 2018 is er onderzoek verricht, vervolgens heeft er een gesprek plaatsgevonden met werkneemster en haar advocaat. Werkneemster is na het gesprek op staande voet ontslagen, hetgeen is bevestigd bij brief. In de brief is onder meer opgenomen dat de raadsman van werkneemster heeft erkend dat werkneemster daadwerkelijk met regelmaat kastransacties heeft laten vervallen. Werkneemster heeft zich verzet tegen dit ontslag. Zorgapotheken heeft werkneemster in de gelegenheid gesteld om de camerabeelden met haar advocaat te komen bekijken, maar daar heeft werkneemster geen gebruik van gemaakt. De kantonrechter heeft Zorgapotheken in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat werkneemster bij monde van haar advocaat heeft erkend dat zij onrechtmatig kastransacties heeft laten vervallen en geld uit de kassa heeft weggenomen. Zorgapotheken heeft schriftelijke bewijsstukken ingebracht en drie getuigen gehoord. De kantonrechter heeft Zogapotheken geslaagd geacht in het opgedragen bewijs en de verzoeken van werkneemster afgewezen. Werkneemster is in hoger beroep gekomen.
Oordeel
Anders dan werkneemster kennelijk meent, staat of valt het bewijs van de gegrondheid van het ontslag niet per definitie met het bewijs van de (door haar betwiste) erkenning op 17 april 2018 bij monde van mr. Bosma. Het gaat in dit geval om een samengestelde dringende reden voor ontslag, waarbij Zorgapotheken uitdrukkelijk heeft opgemerkt dat deze redenen in haar optiek niet alleen in samenhang, maar ook ieder afzonderlijk een dringende reden zijn voor ontslag op staande voet. Uit de overgelegde schriftelijke verklaringen van ex-collega's volgt dat deze sporadisch te maken hebben met klanten die aankopen retourneren. Het hof acht het, tegen die achtergrond, zeer uitzonderlijk dat op woensdag 21 maart 2018 maar liefst twaalf retourhandelingen (vervallen transacties) zijn geregistreerd. De verklaringen die werkneemster heeft gegeven zijn onvoldoende. Niet is gebleken dat werkneemster een goede reden had om twaalf transacties te laten vervallen en daarbij de code van een collega te gebruiken. De onrechtmatige kastransacties in combinatie met de risico’s voor patiëntveiligheid en het financiële nadeel voor Zorgapotheken zijn van zodanige ernst, dat dit een voldoende dringende reden vormde voor het ontslag op staande voet. Het hof oordeelt dat ook als op 17 april 2018 geen bekentenis door of namens werkneemster zou zijn afgelegd, de hiervoor besproken ook aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen het ontslag op staande voet rechtvaardigen. Daarbij blijkt uit de formulering van de ontslagbrief genoegzaam dat de besproken redenen zelfstandig dat ontslag dragen. Het vonnis wordt bekrachtigd.