Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Woonbond Kennis- en Adviescentrum
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 augustus 2019
ECLI:NL:RBAMS:2019:6517

werkneemster/Woonbond Kennis- en Adviescentrum

Ontslag op staande voet houdt stand omdat werkneemster tegen uitdrukkelijke instructie in om geen (externe) werkzaamheden uit te voeren toch zelfstandig contact met een klant opneemt. Toekenning gefixeerde schadevergoeding, die wordt gematigd door financiële omstandigheden werkneemster.

Feiten

Werkneemster was sinds 15 augustus 2018 voor de duur van één jaar in dienst van Woonbond Kennis- en Adviescentrum (hierna: ‘WKA’) als adviseur woningkwaliteit en binnenmilieu. Het salaris bedroeg € 2.184,78 bruto per maand, exclusief emolumenten. In november 2018 hebben partijen gesproken over beëindiging van het dienstverband, hetgeen niet heeft geleid tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Bij gesprek en brief van 14 maart 2019 heeft Y aan werkneemster medegedeeld dat zij op staande voet is ontslagen. Werkneemster verzoekt de kantonrechter primair WKA te veroordelen tot wedertewerkstelling en subsidiair WKA te veroordelen tot een billijke vergoeding, een transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding, tot verstrekken van loonspecificaties op straffe van een dwangsom en tot betaling van buitengerechtelijk incassokosten. WKA voert verweer en verzoekt onder meer werkneemster te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding.

Oordeel

WKA heeft aan het ontslag ten grondslag gelegd dat werkneemster ondanks meerdere waarschuwingen op 4 maart 2019 zonder overleg contact heeft opgenomen met een klant, te weten Wetland Wonen Groep. Uit het dossier en de mondelinge behandeling blijkt dat WKA vanaf het begin van het dienstverband duidelijk heeft gemaakt dat werkneemster zonder de benodigde kennis en diploma’s niet zelfstandig namens WKA mocht handelen. Een dergelijke instructie aan een werknemer is geen onredelijk vereiste van een werkgever. Aan een dergelijke instructie dient een werknemer zich dan ook te houden. Werkneemster betwist niet dat zij desondanks op 4 maart 2019, zonder daarover ruggespraak te houden met WKA, contact heeft opgenomen met Wetland Wonen Groep. Werkneemster stelt dat zij dit slechts heeft gedaan om aan een afspraak te herinneren, maar Wetland Wonen Groep bevestigt in een e-mailbericht van 13 maart 2019 dat werkneemster in dat gesprek heeft gezegd dat zij zelf een afspraak had met bewoners en haar werkzaamheden voor Wetland Wonen Groep zonder WKA zelfstandig wilde voortzetten. Maar ook als werkneemster slechts belde om Wetland Wonen Groep te herinneren aan een afspraak met een bewoner, heeft werkneemster daarmee zelfstandig gehandeld namens WKA en dus in strijd met de instructie. Nu werkneemster uitdrukkelijk en meerdere keren was gewaarschuwd dit niet te doen, kon van WKA vanaf dat moment redelijkerwijze niet langer worden gevergd het dienstverband te laten voortduren. Na de officiële waarschuwing kon zij immers geen andere stappen meer zetten om werkneemster te weerhouden werkzaamheden uit haar naam te verrichten. Daarbij geldt dat werkneemster op 4 maart 2019 nog steeds 100% ziek gemeld was in verband met een galblaasoperatie, zodat WKA erop had mogen vertrouwen dat zij überhaupt geen werkzaamheden voor haar kon/zou verrichten. Verder geldt dat het dienstverband bij WKA pas op 15 augustus 2018 is aangevangen en dat uit het dossier blijkt dat dit van begin af aan niet soepel is verlopen. De gevolgen van het ontslag op staande voet zijn voor werkneemster evenwel groot, nu zij thans nog steeds volledig arbeidsongeschikt is. Daar staat echter tegenover dat zij voorafgaande aan haar dienstverband ook een bijstandsuitkering genoot. Conclusie van het voorgaande is dat het ontslag op staande voet op 14 maart 2019 rechtsgeldig is gegeven. Nu werkneemster had kunnen en moeten weten dat zij niet, en zeker niet tijdens haar ziekte, namens WKA zelfstandig contact op mocht nemen met Wetland Wonen Groep en dit toch heeft gedaan, is zij schadeplichtig. Vanwege de financiële situatie van werkneemster ziet de kantonrechter aanleiding om de verzochte schadevergoeding te matigen tot één brutomaandsalaris, te weten € 2.184,78.