Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 23 oktober 2019
ECLI:NL:RBNHO:2019:8909
werknemer/Expro North Sea Limited
Feiten
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis deskundigen benoemd. Aan de deskundigen zijn acht vragen gesteld. Partijen hebben zich bij akte over de inhoud van het deskundigenbericht uitgelaten. Beide partijen bestrijden op onderdelen het oordeel van de deskundigen.
Oordeel
De kantonrechter stelt voorop dat de aan de deskundigen gestelde vragen zich in een procedure als de onderhavige lastig laten beantwoorden zonder onderzoek door één of meer objectieve deskundige derde(n). Dit brengt mee dat gewicht dient te worden toegekend aan het oordeel van de deskundigen. Slechts voor zover sprake is van terecht aangevoerde en zwaarwegende argumenten tegen het oordeel van de deskundigen, zal de kantonrechter aanleiding zien om van dit oordeel af te wijken. Van zwaarwegende argumenten die zien op de totstandkoming van het deskundigenbericht, is niet gebleken. Over de inhoud van het deskundigenbericht en hetgeen partijen hebben aangevoerd, wordt per vraag overwogen. De deskundigen zijn tot het oordeel gekomen dat de functie van werknemer vanaf maart 2011 dient te worden gekwalificeerd als Operation Technician. De kantonrechter ziet geen aanleiding om daarvan af te wijken. Niet in geschil is dat uitgaande van dit oordeel, werknemer per maart 2011 en de jaren daarna in salarisschaal 8 moet worden ingedeeld, gelijk de deskundigen hebben geantwoord. De deskundigen hebben verder geantwoord dat werknemer altijd in ploegendienst heeft gewerkt en ingevolge de NAM-cao recht heeft op continutoeslag. Aan de deskundigen is daarnaast gevraagd om vast te stellen op welke schaalpositie werknemer aanspraak maakt vanaf maart 2011, veronderstellenderwijs dat hij rechtstreeks in dienst zou zijn van NAM. De deskundigen hebben hierop geantwoord dat, hoewel deze vaststelling 'natte vingerwerk en discutabel is', uitgaande van een normaal goede functievervulling, een PIR van 111,5% per 1 maart 2011 als reëel moet worden gezien. De kantonrechter sluit zich aan bij het oordeel van de deskundige en maakt dit tot het zijne. Met inachtneming van deze vaststellingen zal op basis van de berekeningen voorkomend op het deskundigenbericht worden bepaald in hoeverre de door werknemer ingestelde loonvordering toewijsbaar is. De kantonrechter oordeelt dat wat betreft het daadwerkelijk door Expro betaalde loon, van de door de deskundigen vastgestelde bedragen wordt uitgegaan. Een feitelijke misslag is wel aanwezig in de bepaling van het loon dat werknemer zou hebben moeten ontvangen, nu de deskundigen in weerwil van de inhoud van de toepasselijke cao, de jaarlijks in februari uit te betalen prestatiebonus hebben berekend aan de hand van het door werknemer te ontvangen maandsalaris in plaats van aan de hand van het jaarsalaris. Het verweer van Expro dat werknemer geen aanspraak maakt op loon na de datum dat hij is geschorst/op non-actief is gesteld, wordt verworpen. Op grond van vaste rechtspraak komt een schorsing of een op non-actiefstelling te allen tijde voor rekening van de werkgever, ook als de werknemer tot deze maatregel aanleiding heeft gegeven. Het voorgaande brengt mee dat Expro over de periode tot en met december 2018 tot betaling van achterstallig salaris van € 173.463,16 bruto moet worden veroordeeld. Daarnaast maakt werknemer aanspraak op wettelijke verhoging en wettelijke rente.