werknemer/werkgeefster

Feiten

Werknemer is van 2 oktober 2017 tot 1 november 2018 werkzaam geweest bij werkgeefster op basis van een detacheringsovereenkomst. Met ingang van 1 november 2018 is werknemer in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van Operator A op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werkgeefster heeft een fabriek waar zij vruchtensappen verwerkt. Werknemer heeft de productieorder van woensdagochtend 29 mei 2019 als operator begeleid tot ongeveer 14.00 uur. Het was zijn taak controlemonsters te nemen. Werkgeefster heeft op 29 mei 2019 om ongeveer 20.00 uur ’s avonds scherven van een hardplastic maatbeker in een filter van de tank gevonden (hierna: het incident). Op vrijdag 31 mei 2019 heeft supervisor X tweemaal met werknemer gesproken over het incident. Daarna is werknemer geschorst. Op 3 juni 2019 heeft werkgeefster opnieuw met hem gesproken. Tijdens een gesprek op 5 juni 2019 is werknemer door werkgeefster op staande voet ontslagen. Aan het ontslag is kortgezegd ten grondslag gelegd dat werknemer niet heeft medegedeeld dat een maatbeker ontbrak. Partijen twisten over de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.

Oordeel

Uit hetgeen werkgeefster heeft aangevoerd blijkt dat de tanks gewoonlijk zijn afgesloten en dat het zogenoemde ‘mangat’ slechts wordt geopend om een monster te kunnen nemen van het product. De enige gelegenheid waarbij een maatbeker in de tank kan belanden is wanneer een medewerker een uit de controlekamer meegebrachte beker bij het nemen van een monster in de tank laat vallen. Het is zonder beker niet goed mogelijk om een gevulde scheplepel zonder knoeien naar de controlekamer te vervoeren, noch om de inhoud over te hevelen in een monsterbuis. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het zeer onwaarschijnlijk is dat een operator tijdens de monstername niet zou opmerken dat de maatbeker ontbreekt omdat zonder maatbeker geen monster kan worden genomen, althans niet zonder te knoeien. Werknemer heeft over de oorzaken van het incident wisselende verklaringen afgelegd. Zo gaf werknemer na de mededeling dat hij op staande voet was ontslagen aan dat hij het betreurde dat hij het gebeuren niet had durven melden en dat dit ontslag een belangrijke les voor hem was. Dit alles draagt niet bij aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van werknemer. Dat werknemer onder druk zou zijn gezet om een bekentenis af te leggen is niet concreet met feiten en omstandigheden toegelicht en vindt geen steun in het dossier. Op zich is denkbaar dat vier of vijf gesprekken met leidinggevenden kort na elkaar voor een werknemer een zekere druk met zich brengen. Die gesprekken waren echter nodig gelet op de impact van het incident en om gevaar voor de volksgezondheid te voorkomen. De gang van zaken tijdens de monstername en de niet consistente, weinig geloofwaardige verklaringen van werknemer rechtvaardigen de conclusie dat werknemer moet hebben gemerkt dat er een maatbeker weg was en dat hij dat niet direct, en ook niet tijdens de gesprekken op 31 mei 2019, maar pas in de loop van het gesprek op 3 juni 2019 heeft medegedeeld. Dit valt werknemer ernstig te verwijten. De kantonrechter overweegt dat een ernstige vertrouwensbreuk is ontstaan die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Dit klemt temeer nu werknemer ter zitting heeft verklaard dat hij wist dat als een maatbeker in een tank valt, dit grote gevolgen voor de voedselveiligheid en de installatie kan hebben. Verder wist werknemer dat in een vergelijkbaar incident de betrokken werknemer niet was ontslagen maar een waarschuwing had gekregen. Geoordeeld wordt dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding en daaraan gekoppelde nevenverzoeken zullen worden afgewezen.