Naar boven ↑

Rechtspraak

FNV/Picnic c.s.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 3 december 2019
ECLI:NL:RBAMS:2019:8968

FNV/Picnic c.s.

De organisatie van Picnic B.V. bestaat uit verschillende vennootschappen die verschillende activiteiten verrichten. Alleen de vennootschap die daadwerkelijk de online supermarkt exploiteert, valt onder de werkingssfeer van de cao voor het levensmiddelenbedrijf. Vordering van de FNV afgewezen.

Feiten

FNV is een vereniging van werknemers en komt op grond van haar statuten op voor de belangen van die werknemers. Picnic B.V. (en overige vennootschappen, hierna: Picnic c.s.) exploiteert een online supermarkt en niet (ook) een fysieke winkel. Klanten kunnen met behulp van een app online winkelen. Bestellingen worden vervolgens bij de klanten thuis bezorgd. Bij Picnic c.s zijn ongeveer 15 medewerkers in dienst, voornamelijk kantoorpersoneel en personeel dat is belast met leiding en toezicht; daarnaast zijn in totaal ongeveer 2500 uitzendkrachten werkzaam in de vennootschap van Picnic c.s. FNV heeft Picnic c.s. in een brief van 8 januari 2019 opgeroepen om de cao voor het levensmiddelenbedrijf toe te passen. Op 22 februari 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Picnic c.s. en FNV, waarin Picnic c.s. heeft aangegeven niet gehouden te zijn aan de cao voor het levensmiddelenbedrijf omdat zij niet onder de werkingssfeer valt. FNV vordert dat voor recht wordt verklaard dat Picnic c.s. onder de werkingssfeer van de cao voor het levensmiddelenbedrijf valt en gehouden is deze cao toe te passen voor de periode dat deze cao algemeen verbindend is verklaard. Daaraan legt FNV – kortgezegd – ten grondslag dat Picnic c.s. als een online supermarkt moet worden beschouwd.

Oordeel

De kantonrechter overweegt allereerst dat de vraag of Picnic c.s. onder de werkingssfeerbepaling valt, dient te worden beantwoord aan de hand van de zogenoemde cao-norm. In deze zaak is de definiëring van de elementen ‘werknemers’, ‘werkgever’ en ‘winkel’ van belang. De gehele Picnic-organisatie presenteert zich als een online supermarkt, maar iedere Picnic-vennootschap verricht een andere activiteit. De ‘keten’, zoals door FNV aangeduid, wordt dus niet binnen één juridische entiteit, maar in afzonderlijke vennootschappen, verricht. De kantonrechter beoordeelt aan de hand van deze feitelijke situatie of de Picnic-vennootschappen, dan wel één of meer daarvan, onder de werkingssfeer van de cao voor het levensmiddelenbedrijf vallen. Daarbij neemt de kantonrechter het volgende in aanmerking. Het begrip ‘winkel’ in de zin van de werkingssfeerbepaling van de cao moet aldus worden uitgelegd dat het gaat om een fysieke óf een virtuele inrichting, of beide. Het betoog van Picnic c.s. dat zij daar niet onder valt omdat zij geen fysieke winkel exploiteert, kan niet worden gevolgd omdat dit de werkingssfeer sterk zou beperken. FNV pleit voor een ruime toepassing van de werkingssfeerbepaling uit de cao. Ten aanzien van het begrip ‘werkgever’ is de kantonrechter van oordeel dat in de definitiebepalingen noch elders in de cao een aanknopingspunt te vinden is voor de opvatting dat het begrip ‘werkgever' in artikel 2c van de cao zo moet worden opgevat dat daaronder ook rechtspersonen kunnen worden geschaard die weliswaar niet zelf een winkel exploiteren, maar waarvan de activiteiten op een of andere manier samenhangen met het exploiteren van een winkel door een andere rechtspersoon die binnen dezelfde groep of hetzelfde concernverband opereert. Er zal, wat betreft Picnic c.s., dan ook per werkgever (dus per rechtspersoon die werknemers in dienst heeft) moeten worden bezien of de cao van toepassing is, hetgeen het geval als die werkgever een, in dit geval, virtuele inrichting exploiteert waar een verscheidenheid aan gebruiksartikelen wordt verkocht. De conclusie van de kantonrechter is dat gelet op bovenstaande alleen gedaagde sub 2 (één vennootschap binnen Picnic B.V.) onder de werkingssfeer van de cao valt. Dit neemt niet weg dat FNV als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is aan te merken.