Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 10 december 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:9676
Ikea Nederland B.V. c.s./Werknemersvereniging Ikea Medewerkers
Feiten
Ikea Nederland B.V. en Inter Ikea Systems B.V. (hierna gezamenlijk: IKEA c.s.) zijn met Werknemersvereniging Ikea Medewerkers (hierna: W.I.M.) een cao overeengekomen met een looptijd van 1 oktober 2018 tot en met 30 september 2020. Partijen hebben op de voet van het bepaalde in artikel 96 Rv verzocht – kort gezegd – duidelijkheid te geven over het begrip ‘maandsalaris’ in de cao. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de verschillende toeslagen en vergoedingen moeten worden beschouwd als een vast inkomensbestanddeel waarmee bij de doorbetaling van het salaris tijdens ziekte rekening moet worden gehouden, zoals W.I.M. heeft bepleit en IKEA c.s. hebben betwist. Partijen hebben ten aanzien van de onderhavige procedure procesafspraken gemaakt. Zij hebben de rechtbank verzocht, mede gezien het grote financiële belang van de zaak, een meervoudige kamer aan te stellen, bestaande uit mr. W.J.J. Wetzels als voorzitter en twee andere kantonrechters. Daarbij hebben partijen hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechters uitgesloten en afgesproken dat iedere partij de eigen kosten zal dragen.
Oordeel
Het gaat in deze zaak om de uitleg van artikel 48 van de cao. De cao-norm wordt daarbij voorop gesteld. In dit geval is geen sprake van een bij de cao behorende toelichting, zodat hierop geen acht kan worden geslagen. Partijen hebben wel de gehele cao overgelegd, zodat eventuele samenhang tussen de bewoordingen van artikel 48 en de overige bepalingen van de cao kan worden meegenomen. Aan de kantonrechters is louter de vraag voorgelegd of en zo ja welke loonbestanddelen behoren tot het artikel 48-Ziekteloon. Dit laat echter onverlet dat als ondergrens steeds geldt het wettelijk minimum van 70% van het laatstverdiende loon, zoals bepaald in artikel 7:629 lid 1 BW. Dit zal er in voorkomend geval toe kunnen leiden dat IKEA c.s gehouden zijn het zogenoemde cao-ziekteloon aan te vullen. De kantonrechters gaan vervolgens in op de verschillende toeslagen en vergoedingen die partijen ter beoordeling hebben voorgelegd, waarbij steeds wordt beoordeeld of deze tot het maandsalaris als bedoeld in artikel 48 van de cao behoren. Partijen zijn het er inmiddels over eens dat vakantietoeslag en de dertiende maand niet moet worden begrepen onder het maandsalaris van artikel 48. Anders zou een dubbeltelling ontstaan. Ten aanzien van de telefoonvergoeding oordelen de kantonrechters dat naar objectieve maatstaven bezien geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de door W.I.M. bepleite uitleg dat de telefoonvergoeding onderdeel uitmaakt van het maandsalaris. Dit moet als een onkostenvergoeding worden gezien. Ook de BHV-vergoeding en consignatievergoeding vallen naar het oordeel van de kantonrechters niet onder het maandsalaris als bedoeld in artikel 48. Aangezien de ORT volgens artikel 21 cao een percentage van het uurloon bedraagt, terwijl het maandsalaris volgens artikel 1 cao wordt berekend aan de hand van het aantal overeengekomen contracturen in een maand vermenigvuldigd met het uurloon, kan W.I.M. niet gevolgd worden in haar stelling dat de ORT deel uitmaakt van het maandsalaris. Het voorgaande geldt eveneens ten aanzien van de flexurentoeslag die ingevolge artikel 20 cao ook wordt berekend als een percentage van het uurloon. Naar het oordeel van de kantonrechters moet de flexurentoeslag derhalve evenmin worden begrepen onder het maandsalaris zoals bedoeld in artikel 48 van de cao. De verzochte verklaringen voor recht worden door de kantonrechters in overeenstemming met het voorgaande gegeven.