Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 13 december 2019
ECLI:NL:RBLIM:2019:11231
werknemer/Coöperatief MSB Atrium-Orbis U.A.
Feiten
Werknemer is werkzaam als KNO-arts, zowel in Nederland als daarbuiten. Op 14 december 2019 bereikt werknemer zijn pensioengerechtigde leeftijd. Na het bereiken van die leeftijd wil werknemer nog enkele jaren verder werken als KNO-arts. Op 11 november 2018 heeft werknemer daarom gereageerd op een vacature bij Coöperatief MSB Atrium-Orbis U.A. (hierna: MSB). Partijen hebben enkele malen (zowel schriftelijk als telefonisch) gecorrespondeerd waarbij werknemer tweemaal om opheldering heeft verzocht omtrent de verlengingstermijn van de arbeidsovereenkomst. MSB heeft werknemer te kennen gegeven dat verlenging plaatsvindt bij gebleken geschiktheid, positief medisch advies en blijvende toegevoegde waarde voor de vakgroep K.N.O. dan wel de samenwerking door beide partijen als goed wordt beoordeeld en de wens bestaat om deze door te zetten. Op 24 juli 2019 hebben partijen een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten die vermeldt dat werkgever de werknemer hierbij reeds tijdig aanzegt de arbeidsovereenkomst niet voort te zetten. Het contract vermeldt niets over verlengingsmogelijkheden. Op 13 november 2019 heeft MSB werknemer te kennen gegeven de arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Werknemer vordert MSB te gebieden om met hem een arbeidsovereenkomst aan te gaan vanaf 14 december 2019 tot 1 september 2020 op dezelfde voorwaarden. Volgens werknemer is door MSB bij hem het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat de arbeidsovereenkomst na afloop van het eerste contract voor bepaalde tijd zou worden verlengd met ten minste een jaar. MSB betwist dat van een dergelijk gerechtvaardigd vertrouwen sprake is.
Oordeel
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd, dient aannemelijk te zijn dat op MSB de verplichting rust om vanaf 14 december 2019 aan werknemer het overeengekomen loon te betalen en hem als KNO-arts te werk te stellen, omdat de arbeidsovereenkomst op die datum niet is geëindigd. Uit correspondentie tussen partijen blijkt dat MSB aan werknemer expliciet en herhaaldelijk te kennen heeft gegeven dat het eerste contract een tijdelijk contract zou zijn voor de periode van 1 september 2019 tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en dat daarna verlenging van de overeenkomst slechts onder bepaalde voorwaarden zou plaatsvinden. Van een door MSB bij werknemer opgewekt, gerechtvaardigd vertrouwen dat de overeenkomst zonder meer zou worden verlengd na 14 december 2019 is niet gebleken. Een van de voorwaarden voor verlenging van de overeenkomst was ‘een blijvende toegevoegde waarde voor de vakgroep’, ook geformuleerd als ‘een samenwerking die door beide partijen als goed wordt beoordeeld’. Die voorwaarde is zo breed geformuleerd en het antwoord op de vraag of eraan is voldaan, is zozeer verweven met de (ook persoonlijke) ervaring van betrokkenen aan de zijde van MSB met werknemer, dat het MSB volledig vrij stond om te oordelen dat aan deze voorwaarde niet was voldaan en dus de arbeidsovereenkomst niet te verlengen of voort te zetten. De arbeidsovereenkomst is geëindigd door het verstrijken van de overeengekomen bepaalde tijd en MSB heeft geen (betalings)verplichting meer jegens werknemer. De vordering wordt derhalve afgewezen.