Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20 december 2019
ECLI:NL:RBROT:2019:10182
werknemer/werkgever
Feiten
Werkgever is een bergingsbedrijf dat bereikbaar dient te zijn voor oproepen om personenauto’s, die als gevolg van autopech of een ongeval gestrand zijn, te bergen. Werknemer was laatstelijk werkzaam bij werkgever in de functie van meewerkend voorman/autoberger. De echtgenote van werknemer werkte eveneens bij werkgever in de functie van administratief medewerkster/planner. Op 5 augustus 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen onder andere de directeur van werkgever en werknemer om een aantal onregelmatigheden in de boekhouding te bespreken. Daarna zijn werknemer en zijn echtgenote op non-actief gesteld. Op 9 augustus 2019 heeft werkgever werknemer op staande voet ontslagen wegens – kort gezegd – het zich zonder toestemming toe-eigenen van gelden van werkgever te Breda. Werknemer verzoekt onder meer toekenning van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Oordeel
Werkgever heeft werknemer ontslagen op grond van een dringende reden zonder daarbij te duiden dat de feiten uit de ontslagbrief in zijn optiek ieder afzonderlijk alsook in onderlinge samenhang een ontslag op staande voet rechtvaardigen. Een van de deelverwijten betreft het niet opgeven van ontvangen gelden voor de aan een sloopbedrijf verkochte auto’s. De verklaringen die werknemer daarvoor heeft gegeven zijn op essentiële onderdelen innerlijk tegenstrijdig. Bovendien heeft hij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling erkend dat hij wel contante betalingen in ontvangst nam. Werknemer kan zich niet verschuilen achter zijn stelling dat hij niet de verantwoordelijkheid heeft over het kasboek. Dat neemt immers niet weg dat hij ontvangen gelden voor de sloop wel moest opgeven. Werknemer heeft voorts niet betwist dat er een ingemetselde kluis in het kantoor was waarin het kasgeld kon worden opgeborgen. Hij heeft evenmin betwist dat hij wist dat zijn echtgenote kasgeld in haar handtas dan wel thuis bewaarde, zodat het gedrag van zijn echtgenote ook aan hem kan worden toegerekend. Niet valt in te zien dat het geld veiliger was bij de echtgenote van werknemer en werknemer thuis, dan wel in de handtas van de echtgenote van werknemer. Veel veiliger is het om het geld in de ingemetselde kluis te leggen. Bovendien heeft werkgever onweersproken gesteld dat er altijd wel iemand op het bedrijf aanwezig is. Angst voor het wegnemen van het geld wegens inbraak is dan ook ongegrond. Hoewel werkgever ter gelegenheid van de mondelinge behandeling wel heeft erkend dat de kluis op een relatief onhandige plek zit, rechtvaardigt dat niet het gedrag van de echtgenote van werknemer. De vaststaande gedeelten van de opgegeven ontslaggrond kunnen, op zich zelf beschouwd, als een dringende reden voor ontslag op staande voet worden aangemerkt. Om die reden blijft het op 9 augustus 2019 gegeven ontslag op staande voet in stand. Voor toewijzing van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW of een vergoeding voor onregelmatige opzegging bestaat gezien hetgeen hiervoor is overwogen, geen ruimte. De verzoeken op dit punt zullen dan ook worden afgewezen.